Top aan het woord
Schiphol en de Koninklijke Marechaussee zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Hoe kijken de 2 hoogst geplaatste mannen van deze organisaties naar de samenwerking? Een dubbelinterview met de president-directeur van Schiphol, Dick Benschop en Commandant KMar luitenant-generaal Harry van den Brink.
Wanneer u terugkijkt op de afgelopen jaren, wat valt u dan op aan de werkrelatie KMar Schiphol?
Van den Brink: Er zijn periodes geweest waarin we beiden, als het moeilijk werd, in eerste instantie vooral vanuit onze eigen organisatie naar problemen keken. Maar al geruime tijd is dat anders. We hebben een publiek-privaat samenwerkingsverband op Schiphol dat uniek is in de wereld. Samen met Schiphol en andere partijen op de luchthaven praten we bijvoorbeeld over passagiersstromen, openbare orde en calamiteiten. We kijken naar het grote plaatje en bepalen met elkaar de aanpak. Ieder vanuit zijn expertise, waarbij we nauw samenwerken.
Benschop: Ik zit nu ruim een jaar op deze functie. Harry was een van de eersten die ik opzocht. De samenwerking met de KMar is belangrijk voor ons. Daar wil ik ook tijd in investeren en deze verder ontwikkelen. Het is belangrijk te begrijpen hoe de ander werkt, bijvoorbeeld op het gebied van planningen. Als we elkaar begrijpen en kennen, kun je op elkaar rekenen als het nodig is. We hebben recent de OV-staking gehad. Een mooi voorbeeld van gemeenschappelijke inzet. Als ik de publiek-private samenwerking in Nederland vergelijk met die op buitenlandse luchthavens, dan zijn wij heel sterk.
Wat zijn de sterke kanten van de andere organisatie, waar uw eigen organisatie wat van kan leren?
Benschop: De KMar is goed in scherpe kaders stellen. Wij hebben ook kaders, maar zijn daarin vaak flexibel. Dat betekent dat aan de operatie van de dag wordt gevraagd iets op te lossen. Dat kan je niet onbeperkt blijven vragen. Zeker niet met de groei die Schiphol heeft doorgemaakt en het aantal passagiers dat blijft stijgen. Er zijn nu bijvoorbeeld beperkingen gesteld aan het gebruik van widebody-vliegtuigen in de ochtend. Dit zijn vliegtuigen met 2 of meer gangpaden, die op een beperkt aantal opstelplaatsen kunnen staan. Om die reden is een strakke gateplanning noodzakelijk. Ook willen we meer discipline in de aankomsttijd van vliegtuigen. Vliegtuigen die te vroeg landen, kunnen een probleem opleveren. Ook voor de KMar, daar zijn we ons van bewust.
Van den Brink: In de operatie zijn we snel en kunnen we goed schakelen, maar zodra het gaat om beheer of financiële keuzes, zijn we traag. In dat opzicht kunnen we wat leren van Schiphol. Hun voordeel is dat zij een private organisatie zijn. Als het nodig is, heeft Schiphol veel sneller geld beschikbaar, terwijl wij te maken hebben met kaders vanuit de overheid.
Welke uitdaging ziet u voor de toekomst?
‘Het liefst zie ik meer KMar. Maar ook meer flexibiliteit aan inzet’
Benschop: Vandaag de dag zie ik al uitdagingen. We lopen tegen de grenzen van de capaciteit aan. Het liefst zie ik meer KMar. Maar ook meer flexibiliteit aan inzet. Niet elk uur is hetzelfde op de luchthaven. Een paar mensen voor een hele dienst erbij, helpt niet echt op de piekmomenten. Ik juich initiatieven met flexibele werkcontracten en tijdelijke aanstelling van burgers en reservisten erg toe. Zoals de pilot ‘adaptief aan de grens'. Ook zijn we gezamenlijk bezig innovatie vorm te geven. Dat vind ik bijzonder om te zien. Met digitalisering en biometrie krijgen wij een verbeterd ‘seamless’ passagiersproces.
Van den Brink: Dagelijks plannen we onze mensen in aan de hand van het te verwachten aantal passagiers. Daarbij helpt de inzet van de goed opgeleide reservisten en burgers. Zo zijn we flexibeler en kunnen we extra mensen inzetten op piekmomenten. Meer inzet van burgers via ‘adaptief aan de grens’ is dan ook zeker mijn wens. Ook innovatie en techniek gaan ons helpen (zie artikel Veranderingen aan de grens). De mens-machine-verhouding is aan het verschuiven. Tegelijkertijd zorgt dit voor een financiële uitdaging. Wij denken als overheid nog te veel in budgetten. De ene discussie gaat over geld voor meer mensen, de andere over geld voor middelen. 2 verschillende potjes. Dat werkt vertragend. Ik hoop dat we hier in de toekomst flexibeler mee om kunnen gaan.
Kan de KMar de groei van Schiphol aan?
‘Ik kijk met vertrouwen naar de komende zomer’
Van den Brink: Precies deze vraag stelde ik in 2014. Voorop staat altijd dat de groei niet ten koste gaat van de veiligheid van Nederland. We hebben spannende jaren meegemaakt. Maar we zijn op de goede weg. We hebben geïnvesteerd in extra werving en er zijn veel nieuwe collega’s bijgekomen. Buitengewoon belangrijk is nu duidelijkheid over de arbeidsvoorwaarden. Onder andere om uitstroom tegen te gaan. Verder zullen de eerder genoemde thema’s, zoals flexibele inzet, innovatie en techniek ons gaan helpen.
Benschop: Ik zie de investering die KMar doet. Ik zie veel nieuwe collega’s binnenkomen. Daar ben ik blij mee. Ik kijk met vertrouwen naar de komende zomer. We zijn nog niet op de plek waar we willen zijn, maar ik zie verbetering. Belangrijk is dat we intensief blijven overleggen.
Tot slot: Schiphol streeft een ‘vriendelijke en welkome’ uitstraling na. De KMar is er voor de veiligheid en is, in sommige gevallen, zwaar bewapend. Gaat dit samen?
Benschop: Wij zijn een dienstverlenend bedrijf en ik vind het fantastisch te zien hoe de KMar daarin meegaat. Ja, er lopen gewapende KMar-medewerkers op de luchthaven, maar zij hebben een belangrijke veiligheidstaak. De manier waarop ze deze uitvoeren werkt eerder vertrouwenwekkend dan beangstigend voor passagiers. Mensen zijn soms nerveus om te reizen en ik denk dat juist de KMar helpt om een stukje spanning weg te nemen. Daarnaast volg ik op Twitter berichten over de dienstverlening op Schiphol en ik lees regelmatig positieve reacties van reizigers over de grenscontrole. Bijvoorbeeld dat reizigers welkom worden geheten in Nederland. Dat vind ik mooi.
Van den Brink: We besteden al jaren veel aandacht aan hostmanship. Maar de veiligheidstaak staat voorop. Samen met Schiphol zoeken we continu naar een balans.