Rukla, Litouwen
Als we bellen met adjudant Edwin (48), is 'ie druk met inpakken en overdragen. Voor hem en zijn 3 collega's van de brigade Oostgrens-Noord zitten de 3 maanden Litouwen er alweer op. Vanaf 11 april waren de marechaussees in Litouwen in verband met de enhanced Forward Presence (eFP), een internationaal samengestelde battlegroup die opereert vanuit Rukla. Naast Duitsland en Nederland (44 Pantserinfanteriebataljon Johan Willem Friso) nemen ook Noorse, Franse en Kroatische troepen deel.
“Klassiek MP-werk, zoals colonne-begeleiding, deden we hier niet”, begint Edwin. “Onze taak in Litouwen was uitsluitend artikel-4. Internationaal noemen ze dat law enforcement, zeg maar rechtshandhaving bij de Nederlandse eenheid. Diefstal, vermissing, aanrijding, dat soort zaken. Daarnaast vooral adviserend optreden aan de commandant van de battlegroup en bij het afwikkelen van zaken waarbij onze specifieke kennis van pas kwam.
De werkzaamheden beperkten zich niet alleen tot binnen de poorten van de kazerne, ook daarbuiten waren we actief. Voor een aanrijding buiten de poort of als de mannen in het weekend gingen stappen. Soms werkten we samen met de lokale politie. Dit kwam niet zo vaak voor, buiten de poort gedroegen de Nederlanders zich voorbeeldig.
Het was voor ons sowieso een rustige periode, met slechts 14 incidenten in 14 weken tijd. Eentje per week, da's te doen toch? We hebben dan ook veel tijd gestoken in de contacten met de eenheid, 44 Pantserinfanteriebataljon uit Havelte. Dat heeft zijn vruchten afgeworpen, we hebben een uitgebreid en leerzaam kijkje kunnen nemen in hun wereld.
Toen wij aankwamen stond de battlegroup op het punt gecertificeerd te worden. Dat ging gepaard met een grote oefening waarbij alles in actie kwam, wat voor ons toch ook wel een hoogtepuntje was. Een ander hoogtepunt was het bezoek van de koning, die uitgebreid tijd nam om met iedereen een woordje te wisselen. Ook bij ons kwam hij informeren hoe alles verliep. Wat ik hem toen verteld heb? Hetzelfde als we nu net bespraken, wat dacht je!”