“In 1999 was ik als 19-jarige soldaat der eerste klasse in de Kosovaarse stad Prizren geplaatst, toen ik nog bij de landmacht zat. Mijn eenheid was daar voor de beveiliging van onze compound, van genisten die de stad opbouwden en van Servische mensen die daar nog woonden. Wat destijds grote indruk op mij maakte was de enorme armoede. Families hadden niets meer; ze woonden op een kluitje in kapotgeschoten huizen. Er waren geen voorzieningen meer, mensen moesten drinkwater van ver halen.”
“Ik hoor van collega’s die later teruggereisd zijn dat een groot deel van de stad is opgebouwd. De mensen hebben er een beter leven en de situatie is een stuk stabieler. Daar heb ik destijds toch een steentje aan bijgedragen.”