Tekst Arno Marchand
Foto Louis Meulstee

Onderofficieren brainstormen op conferentie over toekomst

Wat is de invloed van de veranderende veiligheidssituatie in de wereld op de rol en positie van de onderofficier in de Nederlandse krijgsmacht? Daarover kun je met gemak een dag brainstormen. En dat is precies wat zo’n 320 onderofficieren deden tijdens de Nationale Onderofficiers Conferentie (NOOC) 2017. Vorige week vond deze jaarlijkse krijgsmachtbrede bijeenkomst plaats op de Generaal-majoor Kootkazerne in Stroe. 

Spierenburg: “Wat gaan we veranderen en wat behouden we, want er gaat natuurlijk ook al heel veel goed.”

“Wat komt er allemaal op ons af en wat vinden we als onderofficieren echt belangrijk?” stelde Krijgsmachtadjudant Nico Spierenburg vooraf de vraag. “ Wat moeten we doen als het gaat om beleid voor personeel, inzet, opleiden, trainen en leiderschap? Tijdens de NOOC17 gaan we aan de slag met onze toekomst.”

Het is al de 13e keer dat onderofficieren van alle krijgsmachtonderdelen op deze manier bij elkaar komen. Een dag van gevoelens herkennen bij, en leren van elkaar. En tevens een dag om de top van Defensie rechtstreeks te kunnen aanspreken en bevragen. “Hoe vaak krijg je die kans nou?” geven diverse onderofficieren aan.

Want niet alleen Secretaris-generaal drs. Wim Geerts en Plaatsvervangend Commandant der Strijdkrachten vice-admiraal Rob Bauer zijn aanwezig, maar ook enkele commandanten en opperofficieren van de verschillende defensieonderdelen. Geerts en Bauer geven tevens een speech in het licht van het dagthema en stipten daarbij enkele actuele (personeels-)zaken aan.

Sloot: “Welke kant beweegt de wereld op en wat zijn gevolgen voor onze krijgsmacht.”

Van wat naar hoe

Maar hoe moeten Nederland, Europa en de NAVO omgaan met een omgeving die niet meer als vanzelfsprekend naar ‘onze hand’ kan worden gezet? Daarover geeft docent internationale betrekkingen van het Commando Zeestrijdkrachten drs. Bernard Sloot een pakkende presentatie. Aansluitend brainstormen de onderofficieren over de themavragen in diverse groepen. De voorstellen presenteren ze na de lunch.

Spierenburg zorgt voor de samenvatting daarvan, die als basis dient voor de themadag stafadjudanten die een dag later plaatsvindt. Daar waar onderofficieren nadenken over het ‘wat’, gaan de stafadjudanten aan de slag met de vraag ‘hoe’.

De NOOC wordt georganiseerd door jonge onderofficieren vanuit alle defensieonderdelen. Afsluiting van de NOOC vormde de zogenoemde Tedtalks; korte maar boeiende presentaties die de aanwezigen tot nadenken aanzetten.

Sergeant-majoor Christiaan Van der Laan, 38 jaar, Koninklijke Marine
Senior netwerk-engineer, NL Marfor Battle Staff, Den Haag 

“Blij dat ik er ben. Dit is een leuke en belangrijke dag voor onderofficieren. ‘Wie zijn we en waar gaan we heen’ is een vaak terugkerende vraag. Ik hoop dat de hogere legerleiding direct met ons wil praten. Ik zou dat graag doen. Er zitten veel lagen tussen de werkvloer en de top. Ik heb het idee dat we van elkaar niet weten wat er speelt. Er ís geld. Maar waar dan? Ik ben niet van het terugkijken, dus juist vooruit. Maar denkwijzen verschillen.”

Secretaris-generaal drs. Wim Geerts: “Veel te lang en veel teveel is er bezuinigd. Ik heb dat in mijn tijd bij Buitenlandse Zaken met lede ogen aangezien. Gelukkig zijn we nu bezig met opbouwen. Er komt geld bij, maar nog lang niet genoeg. We zijn afhankelijk van een nieuwe regering voor extra geld. Dat is geen luxe, maar pure noodzaak. Er gaan heel veel dingen goed, maar er is heel veel dat beter kan en moet. Nu is het ijs dun en op sommige plekken is er een wak. Defensie moet weer op eigen benen kunnen staan. De rol van de onderofficier als ruggengraat van de organisatie is daarin cruciaal. Daarom zal ik van deze dag morgen verslag uitbrengen in de bestuursraad.”

Adjudant-instructeur Tony van Hienen, 49 jaar, Koninklijke Landmacht
Ground Liaison Officer, School grond-luchtsamenwerking, Opleidings- en Trainingscentrum Manoeuvre. 

“Naast dat deze dag een hoog reüniegehalte heeft, is dit niet alleen een leuke maar vooral een nuttig en interessante dag. Onderofficieren kenmerken zich door praktisch te zijn. Een officier maakt een tekening, een onderofficier kleurt die in en verschuift af en toe een lijntje. Reorganisaties hakken er in. Vooral jammer dat je daardoor collega’s verliest, maar we hebben gelukkig nog steeds erg goede collega’s over. Er is ruimte om te verbeteren en te investeren. Ja. Stel je open, ook voor veranderingen. Mijn advies, ga eens naar een Defensievergadering in de Tweede Kamer over een actueel onderwerp. Dan hoor je uit de eerste hand wat er speelt in plaats van via alle tussenlagen.”

Opperwachtmeester Christian Stahmer, 45 jaar, Koninklijke Marechaussee 
Senior medewerker operations, Vliegbasis Eindhoven, Brigade Brabant-Zuid 

“Leren van de andere opco’s maakt deze dag nuttig en interessant. In mijn optiek is om de 3 jaar wisselen van functie kapitaalvernietiging. Het eerste jaar ben je aan het oriënteren en leren op je nieuwe werkplek. Het 2e jaar werk je en bouw je ervaring op. In jaar 3 ben je al weer aan het oriënteren naar en zoeken van een nieuwe baan. Het zou mooi zijn, schelen, rust geven, als de functieduur langer wordt. Zeker ook voor het thuisfront. Beperkt je dat in je ontwikkeling? Ik denk het niet. Je moet toch een aantal opperfuncties doen en doorstromen kan toch niet, want er zijn teveel adjudanten. Daarnaast moeten wij toch ook steeds langer in dienst blijven.”

Plaatsvervangend Commandant der Strijdkrachten vice-admiraal Rob Bauer: “Ik merk heel veel cynisme en een afnemend vertrouwen. Dat is begrijpelijk, maar tegelijkertijd fnuikend. Maar er komt langzamerhand echt meer geld beschikbaar, tot 900 miljoen extra. Er komt meer beschikbaar om ons werk te kunnen doen; te kunnen oefenen zodat we weer in het hoogste geweldsspectrum kunnen knokken. Helaas mogen we dat geld niet gebruiken voor hogere lonen. De onderhandelingen voor een nieuwe CAO tot het eind van dit jaar zijn vastgelopen. Dat is heel erg jammer. En het is echt niet zo dat wij niet weten wat er leeft. Wij willen dat jullie je werk goed kunnen doen en daar ook naar behoren voor worden betaald. Maar wat niet kan, kan niet.

We hebben dit jaar wel weer de eerste grote oefeningen gehad. Dat kan door het extra geld dat we hebben. De vulling van de organisatie blijft echter achter. Daarom zeg ik: Blijf alsjeblieft, want we hebben jullie keihard nodig. Ik denk echt dat er een betere tijd aankomt; dat de spullen er in toenemende mate zijn die u nodig heeft. Dat u weer volop kunt oefenen om te zorgen dat we er staan als dat nodig is. En gelooft u mij: We zijn met niets anders bezig dan met uw werk. We werken aan hetzelfde, alleen op verschillende niveaus.”

Sergeant Jessica Heijboer, 31 jaar, Koninklijke Luchtmacht
Schilder, Logistiek Centrum Woensdrecht

“Tijdens de workshops was ik tafelvoorzitter. Wij hadden een vrije keuze die uitkwam op ‘paars materiaal’. Dat van de landmacht komt bijvoorbeeld niet overeen met luchtmachtmateriaal. Als je dat wel regelt, kunnen we van elkaars middelen gebruikmaken. Het klinkt heel logisch, maar is het in de praktijk niet. Je moet daarvoor dus de regelgeving aanpassen. Hoe? Hoger in de organisatie, beter met elkaar communiceren en op elkaar afstemmen. Zo is er meer niet op elkaar afgestemd op het werk. Mijn leidinggevende doet er alles aan, maar hij krijgt het ook niet voor elkaar. Heel goed dus dat er hier opperofficieren zijn met wie je dit soort problemen rechtstreeks kunt aankaarten. Met hen praten gaat erg makkelijk.”

Stafadjudant Rob Ouwerkerk, 52 jaar, Korps Mariniers
Chef-d’ Equipage, Opleidingen Koninklijke Marine, Den Helder

Heel mooi om je collega-onderofficieren jaarlijks te ontmoeten en niet alledaagse zaken te bespreken. We moeten ons aanpassen aan de omgeving en dan overleef je. Maar het is wel moeilijk een beeld van de toekomst te krijgen. Maar met onze ervaring en nuchtere blik, kunnen we zeker weten meedenken. Wel lastig: we kampen met veel vacatures, maar er zijn veel initiatieven. Dit is er 1 van. Hier praat je met andere opco’s én direct met de Defensietop. Je wordt door hen duidelijk serieus genomen. In de dagelijkse praktijk is het door alle regels en standaard processen lastiger op de juiste plek te komen.”