Tekst Ingmar Kooman
Foto John van Helvert

‘Geen schep gaat in de grond zonder dat ik het weet’

Mijn missie, ons belang

Ooit kwam Robert Vroege bij de Koninklijke Landmacht op voor zijn nummer. De soldaat uit ‘Lichting 84/4’ voelt zich ruim 30 jaar allerminst een nummer. Hij werkte zich op van tankmonteur tot opzichter bij de Defensie Pijpleiding Organisatie (DPO). Nu waakt Robert over zo’n 200 kilometer pijpleidingen in Nederland. “Ik volg mijn hart en dat ligt bij Defensie.”

“3 september 1984: melden op de Kromhoutkazerne in Utrecht voor de dienstplicht. Daar zag ik alle soorten rupsvoertuigen voorbij komen: van kleine pantserinfanterievoertuigen tot zware Leopard 2 tanks. Lompe en zware dingen, maar tegelijkertijd ook state of the art techniek. Op de LTS wilde ik automonteur worden; nou, dit was nog eens iets anders dan onder een auto liggen.

Na mijn dienstplicht bleef ik. Sleutelen, daar lag mijn hart. In 16 jaar tijd werkte ik mezelf op van onderstelmonteur voor de Leopard 2 tot eerste monteur en uiteindelijk werkplaatschef. Stap voor stap steeds meer verantwoordelijkheid en zelfstandigheid. Daarna solliciteerde ik op een vacature vlakbij huis, als werktuigbouwkundige bij de DPO. Ik volgde mijn hart en dat pakte opnieuw goed uit.

Nederland telt ongeveer 600 kilometer aan ondergrondse pijpleidingen. Daarmee verpompt Defensie kerosine, dag en nacht. Dagelijks zo’n 20.000 kuub. Naar de vliegbases in Zuid-Nederland, maar ook naar het westen van Duitsland én Schiphol. Opzichters van de DPO zorgen ervoor dat die leidingen ongestoord blijven liggen. Ik waak over het tracé tussen het pompstation Klaphek (bij Nieuwegein –red.) en Schaarsbergen. Alles bij elkaar zo’n 200 kilometer aan leiding. En ik kan ze in het veld tot op de centimeter nauwkeurig vinden.

Wordt bij graafwerkzaamheden een leiding geraakt, dan heb je de poppen aan het dansen. Er staat een gigantische druk op, dus heb je in no time een groot milieudelict. Daarom houd ik de vinger aan de pols bij boeren en aannemers die in de buurt van onze leidingen aan het werk zijn. Van elke schep die in de grond gaat, moet ik weten. Of het nu gaat om het schoonmaken van een sloot of de reconstructie van een ringweg.

Het ene moment zit ik om de tafel met gemeenteambtenaren, het andere moment sta ik in de modder op een bouwterrein. Ik rijd ‘de lijn’ af tijdens een tracécontrole of laat me er overheen vliegen met een helikopter. Afwisselend werk dus, met veel vrijheid. Maar ook met veel verantwoordelijkheid. Grappig, na 20 jaar sleutelen houd ik nu voor het eerst schone handen.”