Tekst kapitein Klaas Daane Bolier
Lucht- en raketverdediging als complex spelletje honkbal
De lucht- en raketverdediging van het Europese luchtruim is een uiterst complexe zaak die zich het best laat vergelijken met een ingewikkelde honkbalwedstrijd. ‘Team NAVO’ bevindt zich in ieder geval in zwaar weer. Dat bleek maar weer eens tijdens de conferentie ‘Balancing Air and Missile Defence’ in Rostock waar luchtverdedigers en vertegenwoordigers van de industrie uit heel Europa en de VS zich bij lieten praten over de stand van zaken.
De gezamenlijke luchtverdediging van het Europese luchtruim is na de val van de Muur een beetje in het slop geraakt. Dit kwam met name omdat het gevoel van een concrete dreiging ontbrak. Die situatie is in een kort tijdsbestek radicaal veranderd. Nederlandse Patriot-luchtverdedigingssystemen doen nuttig werk in Turkije, iedere Nederlander kan je vertellen wat een BUK is en de relatie met Rusland is op zijn minst gespannen te noemen. Kortom, lucht- en raketverdediging is, helaas, weer ‘hot’. De conferentie ‘Balancing Air and Missile Defence’ van afgelopen maand, kan dan ook niet actueler. Hoe is het gesteld met de geïntegreerde luchtverdediging in Europa en tegen welke problemen lopen de spelers aan?
Honkbal
De luchtverdediging laat zich goed vergelijken met een honkbalwedstrijd. Deze sport is namelijk de enige ter wereld waarbij de aanvallende partij bestaat uit slechts 1 slagman. De verdediging bestaat uit een team van negen spelers die de bal proberen te vangen. Hoge ballen door het midden, strakke ballen over de flanken, korte rollertjes; de verdedigers moeten op alles voorbereid zijn.
Zo werkt het luchtverdedigingspel ook. Een enkele slagman kan in zijn eentje bijvoorbeeld een raket afvuren op Europa. Aan de luchtverdedigers als verdedigende partij de taak de bal te vangen, ofwel uit de lucht te schieten. Klinkt simpel maar dat is het allerminst. Het vereist een goed op elkaar ingespeeld team dat elkaar blindelings weet te vinden. En daar schort het bij Team NAVO op dit moment nog aan.
Het teamgevoel is een beetje sleets geworden
De slagman
Belangrijkste vraag: wie is de slagman? Wie vormt een bedreiging voor Europa? Daar is helaas geen eenduidig antwoord op te geven. Van terroristische groeperingen tot landen in het Midden-Oosten; iedereen kan een poging wagen om bijvoorbeeld een ballistische raket af te schieten. Zo hebben de Iraniërs al een raket met een reikwijdte van 3500 kilometer. Dat zou Europa dus binnen hun bereik plaatsen. Althans, dat houdt de gepensioneerde Israëlische generaal Uzi Rubin de conferentiegangers voor. Rubin is de grondlegger van het succesvolle Iron Dome programma. Dit systeem moet Israël beschermen tegen kleine raketten die afgevuurd worden vanuit bijvoorbeeld de Gazastrook. De Syriërs hebben volgens de generaal dezelfde capaciteiten als de Iraniërs. Het feit dat dergelijke raketten in het door oorlog verscheurde land voor handen zijn, is al een gevaar op zich.
En het zijn niet alleen de grote hightech raketten die een bedreiging vormen. De technologie wordt steeds geavanceerder en kleiner. Het wordt dus steeds makkelijker om bijvoorbeeld kleine geleide raketten te maken. Daarnaast worden onbemande vliegtuigjes ook steeds kleiner en geavanceerder en is het gebruik ervan daardoor niet meer exclusief voorbehouden aan landen met een hoog ontwikkelde wapenindustrie. Kortom, aan potentiele slagmannen geen gebrek.
De coach
Om al deze dreigingen het hoofd te kunnen bieden moet er dus een goed op elkaar ingespeeld team op het veld staan onder leiding van een capabele coach. De belangrijkste taak van deze coach is zorgen voor een juiste opstelling zodat het hele speelveld zo goed mogelijk verdeeld is tussen en dat de specifieke kwaliteiten van de veldspelers optimaal benut worden. Een van de grote problemen als het gaat om de hedendaagse luchtverdediging in Europa, is dan ook het ontbreken van een goede coach.
In de Koude Oorlog speelde de NAVO deze rol met verve. De verdediging van het NAVO-grondgebied was de belangrijkste taak van alle Europese krijgsmachten en, onder de supervisie van de NAVO, had ieder land zijn specifieke taak in het luchtverdedigingssysteem. De vele oefeningen zorgden ervoor dat de landen goed op elkaar ingespeeld waren. Alle neuzen stonden dus dezelfde kant op. Van de luchtverdedigers en, minstens zo belangrijk, van de beleidsmakers.
Met het wegvallen van de gemeenschappelijke Sovjetdreiging is ook de rol van de NAVO als coach veranderd. Steeds meer lidstaten zijn een eigen weg ingeslagen en bepaalden hun eigen prioriteiten op het gebied van de luchtverdediging. Ook luitenant-generaal Freek Meulman, voormalig plaatsvervangend Commandant der Strijdkrachten, die voor de NAVO uitgebreid onderzoek deed naar de stand van zaken van het luchtwapen, signaleert dit probleem. Afgezien van de niet-aflatende bezuinigingen op defensie, zijn er wel lidstaten die investeren in nichecapaciteiten op luchtverdedigingsgebied. Echter, dit gebeurt vaak zonder afstemming met de NAVO en andere lidstaten, met als gevolg dat veel spelers bijvoorbeeld in staat zijn die hoge bal in het achterveld te vangen maar niemand dat gemene rollertje door het midden kan pakken.
In de luchtverdediging bestaat geen handschoen die alle ballen kan vangen
De spelers
Het teamgevoel bij de spelers is door de hierboven geschetste situatie ook een beetje sleets geworden. Door de vele missies buiten het NAVO-grondgebied waar de dreiging vanuit de lucht vaak nihil is, is het vermogen om met elkaar te praten ook afgenomen. Ten eerste zijn door het afstoten en vervanging van oude systemen, de technische mogelijkheden om gegevens met elkaar uit te wisselen danig afgenomen. Ten tweede zijn door weinig samen te trainen de procedures niet meer voldoende op elkaar afgestemd. En goede communicatie is nu eenmaal de basis voor goed teamwork. Dat geldt helemaal voor luchtverdediging waarbij de reactietijd erg kort is.
Als derde, en dat is wellicht het grootste probleem, zijn de spelers ook minder bereid om met elkaar te praten en informatie te delen. Voor een deel komt dit ook door toedoen van de industrie. Een commerciële partij die, bijvoorbeeld, een radarsysteem levert aan het ene land, heeft liever niet dat dit land de gegevens ook deelt met een andere krijgsmacht. Immers, voor dat andere land vervalt dan de noodzaak om zelf een dergelijk systeem aan te kopen.
De handschoenen
In een honkbalwedstrijd heeft iedere speler dezelfde handschoen om de bal mee te vangen. Dat kan ook want de bal is altijd hetzelfde. In het luchtverdedigingsspel is dat dus niet het geval. Zoals eerder gezegd kan de dreiging variëren in vorm, grootte, hoeveelheid etcetera. En er bestaat in de luchtverdediging niet zoiets als een honkbalhandschoen die alle ballen kan vangen. Iedere soort bal vereist een andere handschoen. En dan gaat het niet alleen om het wapensysteem maar minstens zo belangrijk zijn de sensoren. Hoe sneller je weet dat er een raket op je afkomt, hoe sneller je kunt handelen.
Al deze systemen kosten veel geld en het ligt dus voor de hand om als Europa deze kosten te delen. Niet iedere speler probeert dan om individueel de ballen in zijn stukje luchtruim te vangen. Maar door zich te specialiseren kan hij de speler worden die 1 specifieke bal uit het hele speelveld kan plukken. Dit houdt dan wel in dat je voor de andere ballen afhankelijk bent van je medespelers en daar zijn de lidstaten dus lang niet allemaal toe bereid.
Obstakel en uitdagingen genoeg te overwinnen dus voor de lucht- en raketverdedigers in Europa. ‚Daarom houden wij ook deze conferenties’, zegt luchtmachtkolonel Ben Kamstra van het Competence Centre for Air & Missile Defence. Een Duits/Nederlandse taakgroep die juist die samenhang in de Europese lucht- en raketverdediging weer probeert een zetje te geven. “Willen we weer een capabele geïntegreerde luchtverdediging in Europa, dan is een van de prioriteiten dat alle spelers van elkaar weten waar ze mee bezig zijn. Natuurlijk kunnen wij niet alles oplossen. Wij hebben geen invloed op de defensiebegrotingen van de diverse landen. Maar met name op het gebied van de interoperabiliteit, dus dat communicatiesystemen met elkaar kunnen ‘praten’ en dat procedures weer goed op elkaar afgestemd zijn, kunnen wij een bemiddelende rol spelen. En dat is hard nodig.”