Tekst Jan Malschaert
Foto Visual Photo Design
Uri Rosenthal nieuwe leidsman hulpverlening veteranen
Oud-minister van Buitenlandse Zaken Uri Rosenthal is sinds 3 april voorzitter van de Raad voor Zorg en Onderzoek (RZO, zie kader). De raad houdt toezicht op en bevordert de ketenzorg aan veteranen. De nieuwe voorzitter vertelt over zijn motivatie, eerste indrukken en doelstellingen.
Waarom zei u ‘ja’ toen u werd gevraagd voor deze functie?
“De functie past goed binnen mijn activiteiten en ik ben geen vreemde met het onderwerp. Als bewindspersoon heb ik de totstandkoming van de veteranenwet vanuit de hoek meegemaakt. En vroeger had ik vanuit onderzoeks- en adviseringswerkzaamheden te maken met zorg aan mensen die door bijvoorbeeld rampen in de knel waren gekomen. In dat verband heb ik dus ook te maken gehad met psychische vraagstukken zoals posttraumatische stress.”
Als minister was u betrokken bij de besluitvorming rond de politietrainingsmissie in Kunduz. U heeft de Afghaanse provincie ook bezocht. Heeft dat uw beeld van het militaire werk beïnvloed?
“Nee, niet echt. Wel bevestigd. Ik heb altijd meegeleefd met missies en was me al zeer bewust van de zwaarte van het werk dat militairen daar te wachten staat. Dat is niet niks. Als ik kijk naar Kunduz en de soms misprijzende bejegening van die missie, dan moet me wat van het hart. Veel mensen beseffen onvoldoende wat het is om voor lange tijd in een omgeving te werken waar het gevaar ieder moment van de dag op de loer ligt. Dat is waarachtig wat anders dan hoe wij door het leven stappen. Als RZO willen we ons dus ook inzetten voor blijvende zorg voor veteranen en hun relaties. Goede zorg is ook een vorm van erkenning en waardering.”
Hoe verbetert het RZO de veteranenzorg?
“De raad ziet toe op de landelijke veteranenzorg, bijvoorbeeld op de samenhang van de zorg. Daarnaast adviseren we de minister. Voor deze taken hebben we een aantal zeer hoog gekwalificeerde mensen, onder meer op het gebied van geestelijke gezondheidszorg, militaire zaken en juridisch en wetenschappelijk gebied. Bij mijn eigen rol hoort het op gezette tijden van gedachten wisselen met de minister over knelpunten, naast de schriftelijke advisering. ”
Wat doet de RZO bij acute zaken?
“Als toezichthouder moeten we scherp zijn op alles wat er gebeurt. Met regelmaat komt de hele raad bijeen voor overleg. Maar als er onverwacht iets opspeelt wat de zorgverlening raakt, dan kijken we daar natuurlijk ook naar en geven we advies en aanwijzingen. Dit om zaken in de goede richting te bewegen.”
Welke ontwikkelingen hebben prioriteit?
“Bij het eerste contact werd ik getroffen door het feit dat de zorg tegenwoordig in toenemende mate gericht is op de familie van militairen. Bij de overdracht van het voorzitterschap waren veteranen aanwezig met hun partners. Zij maakten mij duidelijk hoe speciaal, maar ook moeilijk de situatie voor directe verwanten is. Ook ben ik geïntrigeerd door het belang van min of meer specifieke zorg voor jonge en vrouwelijke veteranen. Dat zijn zaken die nu direct bij me opkomen. PTSS is al langer aan de orde, maar blijft natuurlijk een belangrijk aandachtspunt.”
Waar gaat u zich persoonlijk voor inzetten?
“Ik vind het belangrijk dat goede voornemens in doeltreffende maatregelen worden omgezet. De raad adviseert en houdt toezich op onderzoek naar uitzendgerelateerde klachten. Om daar nog meer structuur in aan te brengen, is de minister geadviseerd een onderzoeksagenda veteranenzorg en uitzendgerelateerde prolematiek op te stellen. Dat wil ik echt doorzetten. Daarmee samen hangt de ontwikkeling van een consumer quality index voor de veteranenzorg. Dat zorgt voor meetbare kwaliteit van de zorg.
Als laatste wil ik de verantwoordelijk van politici onderstrepen. Bij het besluit tot een missie wordt de militairen een goede missie en een behouden terugkeer gewenst. Achter dat laatste punt gaat veel meer schuil dan alleen die lijfelijk veilige terugkeer. Die mededeling brengt dus een belangrijke verantwoordelijk met zich voor politici. Die verantwoordelijkheid wil ik onderstrepen.”