Tekst kap Marlous de Ridder
Marechaussee schakel in strijd tegen IED’s
Met gemiddeld 22.000 incidenten per jaar is de strijd tegen Improvised Explosive Devices in Afghanistan nog lang niet gestreden. Kapitein Jeroen en wachtmeester-1 Roy zien daarvan regelmatig het schokkende bewijs. De marechaussees werken in het forensisch Counter-IED laboratorium in Kabul. Samen met drie landmachtcollega’s analyseren zij de sporen die naar de dader kunnen leiden.
Het Multinational Theatre Exploitation Laboratory zoals het IED-lab met een duur woord heet, ligt aan de rand van Kabul Airport. Geïsoleerd en afgeschermd van de rest van het kamp doen hier vijf Nederlandse militairen zes maanden lang forensisch onderzoek naar delen van geïmproviseerde explosieven (IED’s). Vanwege de aanwezigheid van gevoelige (spring-)stoffen en daderinformatie komen buitenstaanders bij hoge uitzondering op het terrein. “Het is een bijzondere werkplek”, begint kapitein Jeroen, normaal hoofd bedrijfsbureau bij District Schiphol. Inderdaad, kijkend naar de containers met geavanceerde onderzoeksapparatuur lijkt het of je in een aflevering van CSI Kabul bent beland.
Opsporing
In het lab zijn de rollen duidelijk verdeeld. De genie houdt zich bezig met de veiligheid en onderzoekt de soorten componenten, de KMar levert expertise op het gebied van opsporing. Volgens Jeroen gaat het daarbij niet uitsluitend om de bomlegger maar juist om het netwerk erachter. Wie financiert het? Wie levert de materialen en regelt transport? “Feitelijk gebruiken we dezelfde politiemethodes waarmee we bijvoorbeeld in Nederland drugsnetwerken in kaart brengen.” “Ook zoeken we naar de modus operandi”, vult wachtmeester-1 Roy aan. “Worden in de omgeving ineens veel bermbommen met één bepaalde substantie gevonden dan kan dat voor ons een aanknopingspunt zijn.” Een echte trend valt volgens de marechaussee niet te ontdekken. Wel passen de makers zich continu aan de werkwijze van de tegenstander aan. In die zin is het dus een kat-en-muis-spel.