Tekst Evert Brouwer
Foto SM Cinthia Nijssen
Project vraagt om nauwe samenwerking
Als Zr.Ms. Johan de Witt volgend jaar na een midlife-update weer het ruime sop kiest, heeft het schip Landing Platform Dock 2 Landing Craft Utility’s (LCU) Mk3 aan boord. Dat zijn geen nagelnieuwe landingsschepen voor het Korps Mariniers, maar wel sterk verbeterde versies. De 5 LCU’s krijgen de komende jaren een zogenoemde MidLife Upgrade (MLU), waardoor ze minimaal weer een jaar of 10 meekunnen.
Niet alleen de gevorderde leeftijd van de landingsvaartuigen heeft deze uitgebreide opknapbeurt ingegeven. Uit operaties zoals de antipiraterij-missie bij Somalië bleek dat de LCU’s voor meer taken kunnen worden ingezet dan alleen als veerboot (ship-to-shore-connector) tussen een Landing Platform Dock (LPD) en de wal. De grote schepen blijven in verband met de veiligheid steeds verder uit de kust. De LCU zou dan ook meer als Forward Operating Base moeten kunnen functioneren. Dat vraagt om meer en betere zelfbeschermings- en SEWACO-middelen (sensoren, wapen- en commandosystemen).
De LCU is straks meer dan een veerboot
Extra verblijfsgelegenheid
Maar daar blijft het niet bij. Aan het gehele schip worden de komende maanden werkzaamheden uitgevoerd. Bovendeks komen extra dektenten en onderdeks wordt er in de ‘lege moot’ van het schip extra verblijfsgelegenheid gecreëerd. Er kunnen straks dus meer opstappers mee. Ook een belangrijk onderdeel van de MLU is de verplaatsing van de uitlaten naar het achterschip. Dit heeft onder meer te maken met de blootstelling aan een hoge uitstoot van Diesel Motoren Emissie (DME) tijdens dokoperaties in de LPD’s. Een bijkomend tactisch voordeel daarvan is dat het moeilijker is de schepen met infrarood te detecteren. Verder wordt onder andere de HVAC-installatie vervangen, bestaande uit een generatorset en (inmiddels verouderde) navigatie- en communicatieapparatuur.
Terug op de werf
De werkzaamheden zijn in handen van De Haas Rotterdam. In dit geval vinden die plaats op het terrein van de voormalige Rotterdamse Droogdok Maatschappij (RDM). Een projectteam, van onder meer de afdeling Maritieme Systemen van de Defensie Materieel Organisatie (DMO), DMO Projecten en de Directie Materiële Instandhouding (DMI) van CZSK, moest heel wat hobbels nemen voordat de aanbesteding de deur uit kon.
Maak kennis met de 3R’en: Rob Nieuwenhuizen (DMI, projectleider) Remco Bouma (DMO, projectleider) en Ruben Kalisvaart (De Haas, commercieel directeur). Zij zorgen er samen voor dat het project in goede banen komt en blijft. "Een mooi voorbeeld van de groeiende samenwerking tussen Defensie en de industrie. En hoe mooi is het dat je dan de Koninklijke Marine terugkeert op deze werf in Rotterdam, waar ooit de onderzeeboten van de Walrusklasse zijn gebouwd”, zegt Rob Nieuwenhuizen.
‘Hoe mooi is het dat je de KM terugbrengt naar deze werf’
Dagelijkse gang
DMI levert de volledig onderhouden schepen aan, zodat er een goede functionele basis is waar De Haas, letterlijk, op kan bouwen. “De DMI ziet toe op een adequate uitvoering van het benoemd onderhoud (BO) in het voortraject. Onder leiding van Remco en mij zijn medewerkers van DMI en DMO eerst door het hele schip gegaan. Zij hebben genoteerd wat er moest gebeuren, voor het transport naar Rotterdam”, vertelt Nieuwenhuizen. Niet alles is aangepakt. "De drinkwatertank bijvoorbeeld wordt verplaatst. Dan heeft het geen zin die helemaal te reinigen en conserveren. Aansluitend is Remco samen met zijn projectteam regelmatig in Rotterdam om de dagelijkse gang van zaken te monitoren. Hij houdt nauw contact met het projectteam van De Haas en koppelt terug."
DMI levert de volledig onderhouden schepen aan
Half jaar doorlooptijd
De eerste 2 LCU’s Mk3 worden voor het einde van dit jaar opgeleverd. “Dat is zo gepland in verband met operationele verplichtingen van CZSK”, weet Nieuwenhuizen. “We rekenen op een gemiddelde doorlooptijd van zo’n half jaar per landingsvaartuig. Het eerste schip zal wat langer in beslag nemen. De Haas zal even moeten inslingeren, waardoor de volgende, met de lessen die we trekken, al sneller zal gaan.”
DMI is na de MLU weer verantwoordelijk voor het onderhoud. De gebruiker – de Surface Assault and Training Group van het Korps Mariniers – wordt trouwens ook nauw betrokken bij de beoordeling van de bruikbaarheid en inzetbaarheid van de technische oplossingen.
Vooruitkijken
Het doel van deze upgrade is dat de schepen met regulier onderhoud tot minimaal 2032 in de vaart blijven. Wat er daarna gebeurt, hangt af van de nieuwe schepen en de operationele inzet tegen die tijd, geeft Remco Bouma aan. “De afgelopen jaren hebben aangetoond dat het ook lastig is om 30 jaar vooruit te kijken. Dat zullen we dan ook goed moeten plannen.”
Het eerste plan van de upgrade dateert trouwens al van 2014. Nieuwe inzichten over het optreden van het Korps Mariniers en diverse onderzoeken hebben de opdracht en het plan van eisen meermaals gewijzigd. “Het projectteam heeft het in heel korte tijd, midden in de pandemie, toch voor elkaar gekregen. Daarom zijn we waar we nu staan”, complimenteert Bouma.
Toekomst
De LCU’s zijn sinds 1997 in de vaart, met een verwachte technische levensduur van 30 jaar. Die leeftijd hebben ze nog niet bereikt en de schepen kunnen volgens de kenners technisch gezien ook nog wel even mee. “Er lopen momenteel wel onderzoeken naar de opvolger van de LCU, maar in welke vorm is nog niet geheel duidelijk”, zegt Bouma. “Dit traject wordt integraal opgelopen met het complete operationele concept voor amfibisch optreden. Daarvan is de vervanging van de LPD’s Zr.Ms. Rotterdam en Zr.Ms. Johan de Wit ook onderdeel.”