Tekst Evert Brouwer
Foto Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH)
UKNL Amphibious Force bestaat 50 jaar
De United Kingdom-Netherlands Amphibious Force (UKNLAF), de samenwerking tussen de Royal Marines van het Verenigd Koninkrijk en ‘ons’ Korps Mariniers, viert dit jaar het 50-jarig bestaan. Alle Hens belicht in een serie artikelen deze bijzondere band. Als eerste met historicus dr. Anselm van der Peet van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie. Hij is een van de sprekers tijdens de feestelijkheden in Londen in mei.
Dat gebeurt trouwens niet op de officiële geboortedatum, 9 mei. “Die week hebben ze in Groot-Brittannië wel wat anders op het programma staan”, zegt Van der Peet, wijzend op de ceremonie rond de kroning van Koning Charles III. “Vandaar dat nu 15 mei als datum is gekozen, op HMS President. Dat is het historische schip uit de Eerste Wereldoorlog, stroomopwaarts op de Thames, voorbij London Bridge.”
Als we het nu toch over de historie hebben: de eerste samenwerking tussen Nederlandse en Britse mariniers gaat veel verder terug dan 50 jaar, voert Van der Peet aan. “Dat was in 1704, toen een brigade van Britse en Nederlandse mariniers Gibraltar veroverde op Spanje.” Het zou daarna dus nog ruim 250 jaar duren voor de samenwerking de vaste vorm kreeg die het nu heeft.
‘De eerste samenwerking was in 1704 bij Gibraltar’
Britse vrouwen
De wieg daarvoor, vertelt Van der Peet, ligt min of meer in de Tweede Wereldoorlog. “Veel jonge marineofficieren waren in mei 1940 aan boord van marineschepen naar het Verenigd Koninkrijk uitgeweken en een flink aantal van hen trouwde met een Britse partner. Dat waren de hogere commandanten van de jaren 60, dus de banden tussen de Nederlandse en Britse marines waren al warm. Ons laatste vliegkampschip Hr.Ms. Karel Doorman was van origine Brits en we hebben ook veel tradities van ze overgenomen. Kijk naar de scheepsemblemen, die kenden we niet voor de Tweede Wereldoorlog.”
Voorbeeld binnen NAVO
De UKNLAF werd opgericht op 9 mei 1973 met de ondertekening van een Memorandum of Understanding (MoU). De 50e verjaardag dit jaar wordt gemarkeerd door de ‘herondertekening’ van het MoU door beide ministers van Defensie. Het verband bestaat uit zo'n 5.000 man (waarvan ongeveer 900 Nederlandse mariniers) en is het enige voorbeeld van een multinationale, amfibische eenheid gebaseerd op permanente samenwerking binnen de NAVO. De mariniers van deze eenheid zijn constant paraat. Ze zijn grondig voorbereid op snelle inzet in bergachtige gebieden – al dan niet onder arctische omstandigheden – zowel binnen als (incidenteel) buiten het NAVO-commandogebied. Jaarlijks worden mariniers op de proef gesteld in een zwaar trainingsprogramma in met name Noorwegen.
Zorgen om opmars
De eenheden vielen elkaar min of meer door de omstandigheden in de armen. “Nederland had net eind 1962 Nieuw-Guinea, waar de mariniers waren ingezet, overgedragen. De Royal Marines kwamen in het midden van de 60er jaren terug uit het oostelijk deel van Egypte, waar de Britten zich terugtrokken. Tegelijkertijd maakte de NAVO zich in die tijd zorgen om de snelle (maritiem-)militaire opmars van de Sovjetunie.”
Met name op de Noordflank en zeker de grens tussen Sovjet-Rusland en Noorwegen, oogde de bondgenootschappelijke verdediging zwak. De toenmalige commandant van de NAVO-troepen in Europa, Supreme Allied Commander Europe (SACEUR) generaal Lymen Lemnitzer, riep de Europese lidstaten op om voor deze rol extra eenheden ter beschikking te stellen. En die waren er nauwelijks, want alles was geconcentreerd op het centrale front in de Duitse Bondsrepubliek. “Bij een verrassingsaanval dreigde daar in het noorden een snelle doorbraak. Er was behoefte aan een snel inzetbare eenheid, die tijd kon winnen voordat de beoogde 16.000 United States Marines en hun materieel over de Atlantische Oceaan arriveerden. Een papieren oefening, eind jaren 60, had aangetoond dat daarvoor 2 maanden nodig was. Onacceptabel voor SACEUR.”
‘Alles was geconcentreerd op het centrale front in de Duitse Bondsrepubliek’
Hoge vlucht
De toenmalige chef van de marinestaf, vice-admiraal Jean Baptiste ‘Johnny’ Maas, zag daarin kansen voor het Korps Mariniers én de Royal Marines. “Hij was een van die officieren met een Britse vrouw, een anglofiel”, zegt Van der Peet. In 1965 begonnen de eerste gezamenlijke oefeningen van beide korpsen mariniers. In de jaren hierna nam de samenwerking een steeds hogere vlucht. Om zich goed te kunnen voorbereiden op arctische inzet draait op een gegeven moment sowieso een Nederlandse compagnie elk jaar een korte trainingsperiode mee bij de Royal Marines. Direct hierna volgt steeds een gezamenlijke amfibische oefentijd van 2 maanden op de NAVO-Noordflank.
Whiskey Compagnie
Eind jaren 70 is Noorwegen inmiddels een vast gastland voor de oefeningen van de UK-NL Amphibious Force. “Gastheer is nog steeds de juiste benaming”, schetst de historicus van het NIMH. “Noorwegen wenst buitenlandse troepen geen permanente basis te bieden. Dat zou wellicht een reactie van (Sovjet-)Rusland kunnen uitlokken, was en is de gedachte.”
Aanvankelijk waren er best wat problemen te tackelen. Niet alleen wat de respectieve culturen betreft – de Nederlandse mariniers waren in de jaren 40 Amerikaans geschoold –, maar ook qua materieel. Maar al snel groeiden de beide marinierseenheden naar elkaar toe, zeker door Nederlandse toepassing van de Britse doctrine, organisatie en de aanschaf van dezelfde uitrusting. “Ruim 700 Nederlandse mariniers bereidden zich er gaandeweg op voor om op te treden met de Britten. De in 1972 opgerichte ‘koudweer’ Whiskey Compagnie wordt dan toegevoegd aan 45 Commando Royal Marines. Met als eerste uitwisselingsofficier ene eerste luitenant der mariniers Henk van den Breemen, de latere Chef Defensiestaf.”
‘De Noren willen geen permanente eenheden op hun grondgebied’
Falklandoorlog
De beide korpsen mariniers raken steeds meer op elkaar ingespeeld, totdat in 1982 de Falklandoorlog uitbreekt. De samenwerking komt daardoor op pauze te staan, maar er worden wel wijze lessen getrokken uit dat conflict. “De Royal Marines hebben daar, op duizenden mijlen van het moederland, geleerd dat je vooral eigen assault-schepen moet hebben; geen grote koopvaardijvaartuigen die bij wijze van spreken alleen maar grijs zijn geverfd.”
Tot dan heeft ons land, bijna letterlijk, meegelift met de Britten. “We hadden immers zelf geen eigen grote landingsschepen. De Royal Navy voer op dat vlak vooral met 2 vaartuigen van de Fearlessklasse: HMS Intreprid en HMS Fearless. Daar kon het Korps zonder veel kosten gebruik van maken. Maar die schepen zouden wel uitfaseren. En wat dan...?”
Steeds grotere bijdrage
Met het einde van de Koude Oorlog viel echter het spanningsveld in Noord-Europa weg. Juist dan, in 1991, is de facto het eerste gezamenlijke operationele optreden van de UKNLAF een feit: 45 Commando Royal Marines en Nederlandse mariniers staan zij aan zij tijdens operatie Provide Comfort in Noord-Irak. De jaarlijkse oefeningen gaan ook daarna voort en Nederland levert een steeds grotere bijdrage. Met Zr.Ms. Rotterdam (1998) en de Johan de Witt (2007) verschaft de Koninklijke Marine 2 Landing Platform Docks en de bijbehorende landingsvaartuigen. Er zijn aan beide kanten soms ingrijpende reorganisaties, maar die verstoren de relatie in het geheel niet.
Van der Peet is er ten slotte van overtuigd dat de innige relatie tussen de marines zal blijven bestaan. “Het nut van de UKNLAF is in 50 jaar tijd keer op keer bewezen door gezamenlijke oefeningen en operaties. Het wordt niet voor niets gezien als hét model voor samenwerking tussen bondgenoten.”