09

Dit artikel hoort bij: Alle Hens 10

Nieuw hoofdstuk voor Belgisch-Nederlandse mijnenbestrijding

Tekst KAP Arthur van Beveren
Foto SGT Aaron Zwaal | Video: SM Christian Snijders

Bouw van eerste schip in Frankrijk begonnen

Het schilderachtige plaatsje Concarneau aan de zuidkust van Bretagne was op 30 november het decor voor de kiellegging van de Oostende. Het is het eerste nieuwe mijnenbestrijdingsvaartuig, uit een serie van 12, dat onderdeel uitmaakt van de nieuwe Belgisch-Nederlandse mijnenbestrijdingsvloot. Met de vervanging van deze schepen verandert ook de manier van opereren.

Onder toeziend oog van Commandant der Strijdkrachten generaal Onno Eichelsheim en zijn Belgische ambtsgenoot Chef Defensie admiraal Michel Hofman, werd een herinneringsmunt van de stad Oostende op de bodem van het eerste scheepssegment gelast.

De Belgische havenstad wordt overigens ook de plek waar een nieuw simulatiecentrum voor de mijnenbestrijding gebouwd wordt. Hiermee worden de scheepsbemanningen volledig getraind, waardoor de nieuwe schepen straks meteen te gebruiken zijn voor daadwerkelijke inzet.

De haven van Concarneau, waar de werf van fabrikant Kership zich bevindt.

‘Tot 2030 worden 12 schepen opgeleverd’

Belangrijke samenwerking

De aanwezigheid van de hoogste militaire bazen laat zien hoe belangrijk het project voor beide landen is. Binnen de mijnenbestrijding werken België en Nederland al langer samen met dezelfde schepen. Die mijnenjagers van de Alkmaarklasse worden nu allemaal vervangen.

België is leidend in het project, waarbinnen tot 2030 12 nieuwe schepen worden opgeleverd. In juni van volgend jaar begint de bouw van het eerste Nederlandse schip, op de werf van Naval Group in het Franse Lorient. Dat schip moet 3 jaar later gereed zijn. De Belgische marine heeft lokaal een team gestationeerd dat tijdens de bouw, namens beide klanten, over de schouder van Naval Group meekijkt.

Het begin van een schip: de eerste 2 ‘blokken’ van de Oostende.

Stand-off operaties

De nieuwe schepen hebben een revolutionair ontwerp. Dat zit hem in de techniek, maar ook in de manier van opereren, weet kapitein ter zee (TD) Sander van Luik. Hij is de Nederlandse projectleider binnen het zogenoemde replacement Mine Counter Measures Capability (rMCM)-vervangingsprogramma van de mijnenbestrijdingsvaartuigen. “Nu gaan we met mens en materieel een mijnengevaarlijk gebied in. Met de nieuwe schepen blijven we daarbuiten, terwijl drones op afstand mijnenjagen of -vegen. Om alvast te wennen aan dit stand off-principe, schaffen we nu al bepaalde middelen aan, zoals de drones, waarmee de marine kan experimenteren en leren.”

De onbemande systemen, zo’n 80 in totaal, horen bij een totaalpakket aan middelen binnen het vervangingsprogramma. Hier vallen ook de containers onder die als hybride concept zowel op het schip als de wal geplaatst kunnen worden en waar vanuit de bemanning de dronevloot kan aansturen.

Artist impression van het ruim 82 meter-lange mijnenbestrijdingsschip.

‘Drones in plaats van bemanning in mijnengevaarlijk gebied’

Mijnendreiging actueel

Er zijn al verschillende typen drones die in de lucht, op en onder water het werk voor de bemanning kunnen doen. En hoewel zeemijnen een beetje klinken als wapens uit een ver verleden, is de dreiging nog steeds actueel. “Het klopt dat we mogelijk te maken krijgen met technisch zeer hoogwaardige tegenstanders. Die kunnen in cyberspace mogelijk meer effect bereiken dan met zeemijnen”, benadrukt Van Luik. “Maar een zeemijn is ook juist een poor man’s weapon dat in bepaalde opzichten de voordelen van een cyberwapen heeft.”

Van Luik benadrukt dat alleen al de suggestie dat je erover beschikt een dwingende werking kan hebben. “Kijk naar het vastlopen van dat containerschip in het Suezkanaal. Stel je voor dat er geen containerschip lag, maar een mijn. Of dat er zelfs alleen maar sprake was van een geloofwaardige mijnendreiging… Daar moet je dan toch op af.”

Beide hoogste militairen van België en Nederland tekenen het gastenboek bij fabrikant Naval.

Namen onthuld

Met de kiellegging van BNS Oostende werden ook de namen van de andere schepen bekend: Tournai, Brugge, Liège, Antwerpen en Rochefort voor België. De havenplaatsen Vlissingen, Scheveningen, IJmuiden, Harlingen, Delfzijl en Schiedam voor de zes Nederlandse vaartuigen. De Belgische namen verwijzen naar steden die aan het water liggen of in het verleden verbonden waren aan mijnenjagers.