Tekst KAP Djenna Perreijn

Extra inzet in ziekenhuis Venlo

x
Beeld boven: National Institute of Allergy and Infectious Diseases.

Het was pas vierenhalve maand geleden dat de inzet van defensiepersoneel bij civiele instellingen in de strijd tegen corona werd afgeschaald en militairen terug konden naar de eigen werkplek. Maar de huidige golf leidde bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport tot een nieuwe aanvraag voor militaire bijstand. 

In totaal 25 ‘geneeskrachtige krijgers’ van marine, landmacht en luchtmacht springen bij in het ziekenhuis in Venlo.

Dat betekent dat honderden militairen nu en in de komende tijd ‘buiten de poort’ hun handen uit de mouwen steken om volksvijand nummer 1, corona, de kop in te drukken. Zo werken onder meer 5 marinecollega’s van de Logistieke Dienst Geneeskundige Dienst (LDGD) tijdelijk in het ziekenhuis van Venlo; 2 verpleegkundigen delen hun ervaringen. 

Benieuwd hoe de totale inzet van Defensie in de strijd tegen corona eruitziet? Bekijk de infographic.
KPLLDGD Itse Doornebos.

‘Ik doe ik veel ervaring op, met name als het gaat om klinisch redeneren’

‘Mooi dat ik word ingezet waar ik het hardst nodig ben’

Korporaal LDGD Itse Doornebos (26), verpleger van de scheepspool in Den Helder, werkt sinds begin deze maand op de afdeling Interne Geneeskunde van het VieCuri Ziekenhuis in Venlo. “Op de schepen waar ik normaal werk, reizen we met heel gezonde mensen. De patiënten op de afdeling waar ik nu sta, zijn echt ziek.”

“Ik vind het helemaal niet erg om harder te werken, maar het is wel iets lastiger. Bij elke coronapatiënt trek je steeds opnieuw je beschermende pak en handschoenen aan en zet je je mondmasker en spatscherm op. Ik snap wel dat mensen het werk daardoor fysiek zwaar vinden. Voordeel is dat ik hierdoor niet zo bezig ben met de besmettelijkheid. De hygiënevoorschriften zijn overigens wel heel streng.”

“In het ziekenhuis werk ik met veel meer directe collega’s dan op mijn gewone werkplek. Niet iedereen kent elkaar. Als ik iets zie bij een patiënt wil ik handelen, maar hier overleggen ze alles eerst met de arts. In Den Helder weet de arts wat ik zou doen. Hier zijn de lijntjes iets langer, dat is soms even wennen. De sfeer in het ziekenhuis vind ik goed. Ik merk dat het burgerpersoneel blij is met onze ondersteuning; de werkdruk neemt voor hen daardoor iets af. Collega’s zijn wel moe, maar nog goed gemutst. Ze zijn altijd in voor een babbeltje. Ondertussen doe ik veel ervaring op, met name als het gaat om klinisch redeneren. Daardoor weet je welke zorg een patiënt nodig heeft en waarom. Dat neem ik straks mee terug naar Defensie.”

“Door mijn plek in de scheepspool ben ik het gewend om te werken als een soort ‘vliegende keep’. Ik vind het mooi dat ik ook nu word ingezet waar ik het hardst nodig ben. Ook al is het anders dan anders, het geeft me een goed gevoel dat ik kan ondersteunen. Als onze inzet volgend jaar wordt verlengd, vervalt wel het verlof dat ik al had opgenomen. Helaas, maar dat hoort er nu eenmaal bij.”

KPLLDGD Emma Karel.

‘Ze vinden dat we nieuwe energie meebrengen’

‘Het kan keihard zijn’

Ook korporaal LDGD Emma Karel (22), verpleegkundige op de Van Braam Houckgeestkazerne in Doorn, werkt sinds begin deze maand op de afdeling Interne Geneeskunde van het VieCuri Ziekenhuis in Venlo. Ook zij is op de kazerne gewend aan een populatie van gezonde mensen. “Dat is denk ik het grootste verschil; mensen hebben hier naast corona ook vaak nog onderliggend lijden.”

“Dat betekent dat mensen soms moeten vertrekken naar de Intensive Care, wel of niet kiezen voor palliatieve zorg of soms onverwacht komen te overlijden. Als ze kiezen voor palliatieve zorg, is er een rustig afscheid. Als ze plotseling sterven, kan het keihard zijn. Daarentegen zijn er ook hoogtepunten: het is supertof als iemand na een paar dagen van de zuurstof af mag.”

“Voor zover dat kan, zijn we overal goed op voorbereid. Het begon met de vraag wie van ons team in Doorn interesse had. Ik wilde graag mijn steentje bijdragen. We kregen een cursusdag in het leercentrum van het ziekenhuis en draaiden daarna 3 diensten mee om ingewerkt te raken. Ik kan nog steeds bij iedereen terecht met mijn vragen.”

“De dagen zijn heel verschillend; de ene dag loop ik de benen onder mijn lijf vandaan en de andere is het rustiger. We werden heel goed ontvangen door onze burgercollega’s. Ze zijn zeer geïnteresseerd in ons ‘normale’ werk en vinden dat we nieuwe energie meebrengen. Zij lopen na 2 jaar corona op hun tandvlees. Naast burgers werken we ook met collega’s van de landmacht en luchtmacht. Ik vind het gaaf dat het zo’n paarse inzet is. In het ziekenhuis leer je elkaar op een andere manier kennen dan tijdens een oefening. We zijn samen gelegerd in een hotel in de buurt; daar is altijd iemand om even je verhaal aan kwijt te kunnen of de dag door te spreken.”

“Ook patiënten reageren leuk. We werken in witte pakken dus zijn niet herkenbaar als militair. Sommigen hebben het nieuws van onze komst op de site gelezen en vragen: ‘Werken er op jouw afdeling ook mensen uit het leger?’. Als ik vertel dat ik 1 van hen ben, komen bij de meeste mannen al gauw de verhalen en anekdotes uit hun eigen diensttijd naar boven.”

Test op corona, volksvijand nummer 1. (Foto: John van Helvert)