05

Dit artikel hoort bij: Alle Hens 7

Bitterheid en berusting

Tekst LTZ 2OC (SD) Joost Margés
Foto Mediacentrum Defensie

‘Ontwikkelingen Afghanistan geven te denken’

Nu het Westen de deur in Afghanistan heeft dichtgetrokken, is het tijd om terug te kijken op een lange episode die ook grote invloed heeft gehad op het Korps Mariniers. Op mensen, eenheden en de militaire manier van denken en doen. Twee doorgewinterde Afghanistanveteranen laten hun licht schijnen op de zaak. Vanuit eigen ervaring, analytisch vermogen, maar vooral ook gezond verstand, geven zij antwoord op een aantal prangende vragen. “Toen Westerse steun verdampte, deed de Afghaan waar hij goed in is: overleven en risico’s spreiden.”

'Gitzwarte rand’

Kolonel der mariniers Rob de Wit is Groepscommandant Operationele Eenheden Mariniers, in Doorn. In 2010 was hij in de rang van majoor der mariniers op uitzending naar Uruzgan, in de functie van commandant van de toenmalige 13e Marinierscompagnie. Binnen zijn eenheid kwamen korporaal van de mariniers Jeroen Houweling en marinier-1 Marc Harders op 17 april 2010 om het leven, als gevolg van een aanslag met een geïmproviseerd explosief. Nog los van het diepe verdriet bij vrienden en familie, liet het verlies van het tweetal diepe sporen na bij de collega’s, inclusief de toenmalige commandant. De Wit spreekt terugkijkend op de hele missie van een ‘dubbel gevoel’: “Omdat we toen ook echt veel goed werk hebben kunnen doen, was het een ‘gouden uitzending met een gitzwarte rand’, zoals één van de mariniers het toen noemde.”

3 keer Afghanistan

Luitenant-kolonel der mariniers Patrick van Rooij is momenteel commandant van 1 Marine Combat Group, in Doorn. In eerdere functies was hij 3 keer op uitzending naar Afghanistan. “De afgelopen weken stond ik trouwens klaar om zo nodig binnen een paar uur met de Marine Spearhead Task Unit (MSTU) naar Kabul Airport te vertrekken voor de evacuatiemissie.” Het zou een weerzien zijn met het land waar hij in 2005, 2007 en 2009 als respectievelijk liaisonofficier in Kabul en inlichtingenofficier voor Task Group Viper (in de rang van kapitein der mariniers) en als commandant van het 22e Marinierscompagnie (als majoor der mariniers) te Uruzgan diende. De MSTU werd uiteindelijk niet ingevlogen, ondanks dat alles gereed stond op vliegveld Eindhoven.

1. 20 jaar na dato lijkt alles weer terug bij het oude. Is dat ook zo?

“Het is een logische reactie om zo te denken, maar toch zijn er 2 dingen wezenlijk anders dan 20 jaar geleden”, stelt De Wit. “Op de eerste plaats is de Afghaanse bevolking 20 jaar ‘blootgesteld’ aan onze Westerse normen en waarden. De zaadjes van stemrecht, emancipatie, onderwijs voor iedereen et cetera zijn dus gepland. Daarnaast zijn de Taliban in 20 jaar tijd een slimmere (lees: een meer pragmatische) organisatie geworden. Zij weten prima wanneer het Westen weer militair zou kunnen ingrijpen en wanneer dat waarschijnlijk niet gebeurt. Voorlopig wekken ze de indruk dat ze niet meer de principiële hardliners van 20 jaar zijn. Of ze houden zich vooralsnog koest en wachten af. Ik ben heel benieuwd.”

2. Dus 300.000 Afghaanse troepen konden 75.000 Talibanstrijders niet van het lijf houden?

De Wit: “Dat is op het eerste oog inderdaad een verbazende constatering. Ik vermoed dat de Taliban hier een aantal tactieken hebben ingezet die in de Westerse wereld niet tot oorlogvoering behoren, maar in de rest van de wereld wel: van omkoping, chantage en infiltratie tot propaganda en zwartmakerij. Daarnaast is het de vraag of de Taliban dit helemaal alleen heeft gedaan of hulp van buitenaf heeft gehad.”

Ook Van Rooij staat ervan te kijken: “Op een paar speciale eenheden na is er inderdaad geen gewapend verzet gepleegd. De Taliban hebben dus blijkbaar andere middelen gebruikt om ‘te winnen zonder te vechten’. Iets wat de legendarische Chinese krijgsheer Sun Tzu ‘de ultieme overwinning’ noemt. Blijkbaar hadden de Taliban toch voldoende voedingsbodem om 20 jaar Westerse ‘bezetting’ te overleven. Dat is niet mogelijk zonder aanzienlijke steun van de bevolking. De ontwikkelingen geven wel te denken. Het Afghaanse leger was ook te zeer afhankelijk van Westerse steun. Toen die verdampte, deed de Afghaan waar hij goed in is: overleven en risico’s spreiden, vooral lokaal. Realiseer je dat Afghanen hun land niet zien als een eenheid. Je kunt zelfs de vraag stellen: ‘Is er wel één Afghanistan?’”

3. Wat moeten de nabestaanden van Marc en Jeroen hier nu van vinden?

De Wit: “Bij hen zullen teleurstelling en onbegrip de boventoon voeren. Kan me voorstellen dat ze denken: ‘Marc en Jeroen hebben toch hun leven gegeven voor een belangrijke zaak? Blijkbaar is het nu allemaal niet meer nodig?’. Dat is bitter. Ook voor de jongens die voor het leven gehandicapt terugkwamen. We hebben nu allemaal onze eigen beleving. Als we daaraan voorbijgaan, is er ook de berusting dat we goed werk hebben gedaan en dat de missie een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de karaktervorming van onze mensen. Die hebben vaak enorm onder druk gestaan, maar zijn veelal sterker teruggekomen. Veel meer dan bij andere missies zijn individuen en eenheden zwaar getest. Die ervaringen, daar profiteert uiteindelijk de hele defensieorganisatie van.”

MARN1ALG Marc Harders en KPLMARNALG Jeroen Houweling.

4. Wat hebben we militair/geopolitiek geleerd van ‘Afghanistan’?

“Ons Westerse beeld van oorlogvoering, dat prima klopte van de Vrede van Westfalen (1648) tot het einde van de Tweede Wereldoorlog, is achterhaald”, stelt De Wit onomwonden. “Afghanistan was een war of choice, een ‘keuzeoorlog’; niet eentje die je voert uit noodzaak. Je kunt wel zéggen dat je het land wilt opbouwen en scholen wilt stichten, maar durf ook toe te geven dat er een ander strategisch belang speelt of dat er geen groot strategisch belang is.”

Van Rooij vult aan: “Dit soort irreguliere interventies, met nation building als doel, vraagt om een duidelijke strategie, met realistische einddoelen, geformuleerd door de NAVO of de VN of een lead nation. Ook op nationaal niveau geldt dit. Nederland heeft tussen 2002 en 2021 op 5 verschillende plekken in Afghanistan activiteiten uitgevoerd, waarbij de nationale doelen op z’n minst ‘onduidelijk’ waren. Als militairen zijn wij uitvoeders. Moeten we gaan, dan gaan we. Maar de marinier van tegenwoordig leest ook de krant. En bij die marinier kun je niet met een zwabberend verhaal aankomen, waar het gaat om het échte doel van een missie.”

5. Welke invloed heeft de inzet in Afghanistan gehad op de doctrines van het landoptreden van het Korps Mariniers?

Die invloed is groot, volgens de kolonel. “De reorganisatie van 2013 en de daarbij behorende trainingssystematiek zijn gebaseerd op de gereedstelling van eenheden voor Afghanistan”, doceert De Wit. “Het optreden van het Korps Mariniers in Zuid-Afghanistan was echt onderscheidend. 1.109 mariniers namen daar deel aan een grote diversiteit aan militaire operaties: speciale operaties door NLMARSOF, military assistance door Operational Mentoring and Liaison Teams (OMLT) en Counter Insurgency (COIN) door reguliere eenheden. Sinds begin 2006 ging het Korps waarnemers van lucht- en vuursteun integreren binnen 1 team: de Marine Joint Effects Observers Group. Later ging die eenheid verder als Fire Support Team (FST). FST’s ondersteunden de 3 battlegroups waarin de toenmalige marinierscompagnieën actief waren. Medio 2008 is in Afghanistan verder nog het Hydra-concept ingevoerd. Hierbinnen worden reguliere infanterie- en ondersteunende eenheden zo goed opgeleid, dat zij speciale eenheden kunnen ondersteunen, als Special Operations Capable (SOC). Ten slotte zijn we vanaf 2008 military trackers gaan opleiden. Die spoorzoekers boekten vervolgens operationele successen in Afghanistan, net als de andere genoemde eenheden.”

6 Wat heeft ‘Afghanistan’ voor goeds gebracht?

“Voor het Korps Mariniers was Afghanistan in militair opzicht een goede ervaring”, aldus De Wit. “We hebben daar op diverse manieren opgetreden tegen een geraffineerde tegenstander, met SOF-, OMLT- en reguliere COIN-operaties. Het was lang geleden dat we zo in gevecht waren geweest, onder zware fysieke en psychische druk, in een levensbedreigende situatie. Uiteraard is een marinier nieuwsgierig naar hoe hij onder die hoogspanning functioneert.”

“Zoals de voetballer die veel traint graag een wedstrijd speelt, zo wil de goedgetrainde marinier de uitdaging aangaan om op zijn terrein het échte werk te doen”, benadrukt overste Van Rooij. “Dat is overigens meer dan alleen vuurgevechten winnen, maar ook alles eromheen. ‘Afghanistan’ was al met al zeker een belangrijke ervaring, waar de meeste mariniers, ondanks ook veel leed, met een goed gevoel op terugkijken.”

7. ‘Wie één mens redt, redt de hele wereld’. Is er ondanks teleurstelling ruimte voor trots en voldoening?

“Wij hebben als mariniers taken gekregen en goed volbracht; daar mogen we zeker trots op zijn”, oordeelt De Wit. “Ik denk dat daar de focus op moet liggen: ‘Wat was mijn taak en heb ik die goed uitgevoerd?’. De opbouw van het land was een taak die vooral ook bij anderen instanties lag en zeker niet alleen bij Defensie.”

Ook Van Rooij kijkt er met gepaste trots en voldoening op terug. “En de mensen die ik dezer dagen spreek doen dat ook, ondanks alle ontwikkelingen. Van Afghanistan een beter land maken? Prima, maar de marinier vecht toch om te beginnen voor de maatjes links en rechts van hem. En, laten we eerlijk zijn: je kunt een land ook niet in één keer omturnen naar de perfecte wereld.”

8. Wat valt er te zeggen over de huidige gang van zaken in Afghanistan?

“Vooral het politieke realisme dat je nu in het Westen ervaart, vind ik ontnuchterend”, geeft De Wit toe. “Verder is het opvallend dat er in de Westerse media vooral gesproken wordt over ‘hoe’ het vertrek is uitgevoerd; bijna niemand vraagt zich af of het Westen daar niet langer had moeten blijven. Dat besluit is al eerder genomen en staat kennelijk niet ter discussie.”

Van Rooij sluit zich daar met gezonde tegenzin bij aan: “Dan zit je met enige verbazing te kijken hoe makkelijk we als Westen hier nu afstand van nemen. Andere (opkomende) machten staan te popelen om een rol te gaan spelen in Afghanistan en buiten onze schijnbare zwakte uit. Dat gaat ons geopolitiek nog wel het nodige kosten.”

Inzet Korps Mariniers

De betrokkenheid van het Korps Mariniers in Afghanistan dateert van 2002, toen kleine aantallen mariniers werden ingezet ter ondersteuning van Operation Enduring Freedom en op het hoofdkwartier van de International Security Assistance Forces. Tussen 2002 en 2014 zijn in totaal 1.923 mariniers ingezet in Afghanistan; twee-derde van de totale personele sterkte van het Korps. Vanaf maart 2005 was er sprake van inzet in eenheidsverband, zoals met 655 mariniers van het 2e Mariniers Bataljon voor de Strategic Reserve Force. Toen brak ook de periode aan waarin regelmatig gevechtscontacten plaatsvonden. Deze duurde tot medio 2010, toen de Nederlandse deelname aan Task Force Uruzgan eindigde. In totaal namen 1.109 mariniers deel aan deze gevechtsoperaties. Daarna volgde nog inzet van 279 mariniers in 2012 en 2013 voor de Police Training Group in de provincie Kunduz. De laatste jaren waren mariniers alleen nog individueel actief, op de diverse internationale hoofdkwartieren of als liasons bij buitenlandse eenheden.