Tekst KAP Saminna van den Bulk
Foto Cees Baardman
Levensverhaal George Ballieux is als een jongensboek
Als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt, gaat hij in het verzet. Wanneer de marine militairen zoekt na de oorlog, reist hij de wereld over voor het Korps Mariniers. De nu 100-jarige majoor der mariniers b.d. George Ballieux is een man vol verhalen. De veteraan bezocht onlangs de Van Ghentkazerne in Rotterdam en vertelde zijn verhaal: “Met fietstassen vol wapens ging ik op pad.”
Puffend en nat van het zweet staan mariniers in opleiding opgesteld op het exercitieterrein. Voor hen: majoor der mariniers b.d. Ballieux. Ietwat verlegen ontvangt hij het applaus van de jonge militairen. “Het is fantastisch hier te zijn, al heb ik hier nooit gediend.” Dan, lachend: “Ik heb wel gezien dat de kazerne gebouwd werd.”
Identiteit kwijt
Terug in de tijd, naar begin 1940. Iedereen denkt dat Nederland neutraal zal blijven, net als in de Eerste Wereldoorlog. Als Ballieux op 10 mei echter de vliegtuigen over ziet scheren en de Duitsers van 3 verschillende kanten Maastricht binnenkomen, wordt pijnlijk duidelijk dat neutraliteit geen optie meer is. Nederland wordt bezet, de Tweede Wereldoorlog is ook op ons grondgebied een feit.
De Duitse dreiging is ook voor Ballieux al snel voelbaar. Zo blijkt, als een bevriende Joodse buurjongen bij hem komt met een bijzonder verzoek. “Ik moet de grens over, maar dan heb ik wel een persoonsbewijs nodig.” Ballieux twijfelt geen moment en geeft hem zijn identiteitskaart.
Het is het eerste teken van verzet. Het tweede komt Ballieux duurder te staan. Hij heeft inmiddels de HBS afgerond en krijgt een baan bij de Nederlandse Spoorwegen in een locomotiefdepot, waar kolen worden gebunkerd. Ook Duitse locomotieven komen langs. Ballieux weet precies wanneer de treinen en Duitse troepen passeren. Informatie die hij doorspeelt, maar dat lijkt op te vallen. Niet lang daarna wordt hem gevraagd te vertrekken.
Met z’n buik op de wapens
Er zit niets anders op dan onderduiken. Ballieux belandt in het ‘ondergrondse werk’ in de regio Rotterdam. Hij sluit zich later aan bij de Binnenlandse Strijdkrachten, een verzetsgroep die in 1944 wordt opgezet. “In Zevenhuizen was een droppingfield waar vliegtuigen overkwamen. Dan zat je daar op een grasveld met een lampje te seinen tot de wapens naar beneden kwamen. Die droegen we snel een naastgelegen boerderij in. De boer had een cilinder op wielen, waarmee hij de melk naar de kaasfabriek bracht. Het vat had een dubbele bodem: als de Duitsers de bak controleerden, haalden ze alleen melk op. Zo brachten wij de wapens naar Rotterdam.”
Patronen vliegen om de oren
Ze begraven de wapens nota bene bij het Rotterdamse politiebureau aan de Hoflaan in de grond. “Toen de razzia’s in Rotterdam uitbraken en de Duitsers alles en iedereen controleerden, lag ik met mijn buik op de wapens. Later distribueerden we die onder de mensen en gaf ik wapeninstructies. Met fietstassen vol wapens ging ik op pad, in een politie-uniform van een gefusilleerde agent.” Als hij een keer 4 Duitse agenten tegenkomt en hun bevelen om te stoppen in de wind slaat, is het menens. De patronen vliegen hem om de oren. “Ik trappen, joh! Ik racete de Korte Kade op en dacht continu: ‘ze hebben me!’ Ik heb enorm veel geluk gehad.”
Het klinkt als een jongensboek. Ballieux beschrijft zijn herinneringen met de nodige humor, ook al zette hij zijn leven destijds op het spel tijdens de zenuwslopende handelingen. “Je was jong en je wilde wat. Als je niet in die tijd geleefd hebt, kan je je het niet voorstellen. Het zijn de omstandigheden die de mens maken.”
‘Ik dacht continu ‘ze hebben me’; ik heb enorm veel geluk gehad’
Weg van en naar het Korps Mariniers
Als de bevrijdingsfeesten aanbreken, krijgt Ballieux daar niets van mee. De Compagnie Oost van de Binnenlandse Strijdkrachten moet voorkomen dat de Duitsers de waterleiding van Rotterdam opblazen. Zo ver komt het niet. Van hogerhand krijgt hij vervolgens het verzoek oorlogsvrijwilligers te zoeken voor de Koninklijke Marine. “Na de oorlog was alles kapot, we hadden niets meer. Natuurlijk kende ik het Korps Mariniers: dat had aan het begin van de oorlog een fantastische strijd geleverd bij de strijd om de Maasbruggen in Rotterdam*. Daar wilde ik bij horen; er is immers maar 1 Korps! En bovenal… Het klinkt misschien cliché, maar er was toen maar 1 ding belangrijk: inzet voor het vaderland! Je tekende gewoon en zag wel wat er gebeurde.”
Voor hij het weet, zit Ballieux op een schip naar Amerika. Daar volgt hij een deel van zijn mariniersopleiding, om die af te maken in Nederland. Als 1 van de eerste mariniers na de bevrijding, wordt hij in 1946 beëdigd op de Rotterdamse Coolsingel. Diezelfde avond zit hij op het vliegtuig naar Nederlands-Indië.
Inzet van George Ballieux:
- Verzet tijdens WO-2 1940-1945
- Nederlands-Indië 1946-1949
- Nieuw-Guinea 1955-1958
- Midden-Oosten 1959-1960
- Wereldwijd 1962-1965
Geen mijn
Als tweede luitenant der mariniers geeft hij in 1947 leiding aan een geweergroep in het Javaanse Poeger. Het is aanpoten voor de jonge officier. “Je probeert er wat van te maken en dat is vrij aardig gelukt”, vat hij het heel kort samen. Waar hij eerder in het interview alle verzetshandelingen in Rotterdam van straat tot laan kan uittekenen, beschrijft hij nu moeiteloos de indeling van het kampement in Poeger. 100 jaar of niet, de oud-marinier heeft een ijzeren geheugen. Hij vervolgt: “We hadden de opdracht gekregen patrouilles te lopen, om te voorkomen dat er mijnen ingegraven werden door de opstandelingen. Dat deden we tot 04.00 uur; dan namen de mannen van de lokale bevolking die taak over. Ik had mijn best gedaan de taal te leren, zodat ik contact kon maken met de bevolking.” Veelbetekenend: “En geloof het of niet, bij ons werd er geen enkele mijn ingegraven.”
De marinier wordt in zijn voet geschoten en belandt in het ziekenhuis
In voet geschoten
Het is de tijd dat Ballieux de Orde van Oranje Nassau ontvangt voor zijn inzet. “Toentertijd was dat een heel ding hoor, die Orde; nu draagt iedere voetballer hem”, zegt Ballieux met een meewarige glimlach. Hij krijgt de ridderorde echter nog niet opgespeld. Kort daarvoor wordt hij tijdens de Eerste Politionele Actie in 1947** in zijn voet geschoten en belandt hij in het ziekenhuis. “Van mij werd vervolgens echter wel verwacht dat ik de onderscheiding droeg, ook al had ik hem nooit uitgereikt gekregen. Daarom heb ik hem zelf maar gekocht.” Een kostbare aangelegenheid. “Zeker voor iemand die 375 gulden per maand verdiende; het kostte me een heel maandsalaris.”
Waar nu weer beland?
Wie denkt dat de spannende tijden na Nieuw-Guinea achter Ballieux liggen, heeft het mis. In 1959 vertrekt de marinier naar het Midden-Oosten, als waarnemer voor de Verenigde Naties. “Toen we aankwamen in Damascus kregen we een auto en 1 opdracht: al krijg je 4 lekke banden, je rijdt door. Dan denk je wel: ‘Waar ben ik nu weer beland?’”
Bij Genesareth, op de grens tussen Israël en Syrië, monitoren Ballieux en collega’s alle bewegingen in het gebied. Ze zijn compleet op zichzelf aangewezen. Als een collega een rijsttafel voor hem maakt, breekt het gebulder los. “Met het vuur van de Israëlische zijde was dit het zwaarste vuurgevecht dat ik ooit heb meegemaakt. De artilleriegranaten bleven maar vallen. Dat we daar zonder kleerscheuren uit zijn gekomen, is echt een wonder.”
‘Je kunt geen beter onderdeel dienen dan het Korps Mariniers’
Nieuw avontuur
Na de roerige jaren op uitzending, bekleed Ballieux zijn laatste functies in de West. Eerst op Aruba, daarna op Curaçao, waar hij als stafofficier zijn loopbaan bij de KM afmaakt. In 1965 gaat hij de dienst uit. Hoewel zijn tijd bij de krijgsmacht ver achter zich ligt, is zijn liefde voor het Korps nog altijd voelbaar. Hoewel hij ook de lastige kanten van de krijgsmacht heeft ervaren, zegt hij: “Je kunt geen beter onderdeel dienen dan het Korps Mariniers.” Hij geeft dan ook graag iets terug: een houtgesneden wapen van het Korps Mariniers. Ballieux ontving dit zelf decennia geleden van zijn commandant, toen hij in het huwelijksbootje stapte. Het wapen krijgt een plaats in de Traditiekamer van de Van Ghentkazerne (VGKAZ).
De kwieke oud-marinier is nu een eeuw oud. Zijn geliefde vrouw is hem helaas ontvallen, maar hij voelt zich gezegend met kinderen en kleinkinderen. Hoewel zijn wereld misschien kleiner is geworden, ook door corona, blijft hij dromen: “Reizen was altijd een hobby. Ik ben dus overal geweest, behalve Zuid-Amerika.” Hij buigt voorover en zegt grijnzend: “Dat staat nog op het programma.”