Tekst LTZ 2OC (SD) Joost Margés
Foto Phil Nijhuis
Nu 38 jaar geleden streek hoofdtechnicus Theo de Jong (60) neer bij het Energiedistributiebedrijf (EDB) op de marinebasis in Den Helder. Veel veranderde daar, maar niet zijn plezier in de wondere wereld van Volt, Watt en Hertz. Voor wie een technische achtergrond ontbeert of onvoldoende zat op te letten bij natuurkunde, is het een hele kluif om het jargon van de elektrotechnici te volgen. Het belang van hun werk staat overigens als een paal boven water. “Zonder het EDB is het koud en donker”, zoals De Jong het kort samenvat.
Theo de Jong (60) | hoofdtechnicus bij het EDB
Het EDB levert namelijk stroom en warmte aan de marinebasis – inclusief de binnenliggende schepen –, Marinekazerne Erfprins en Maritiem Vliegkamp De Kooy. Daarnaast beheert het bedrijf de administratie rond water- en energieverbruik voor heel Defensie. De Jong spreekt vol trots over de organisatie waar hij in 1978 binnenkwam. Ook zijn vader werkte hier eerder. De elektrotechnicus werd door hem op het spoor gezet toen er zich destijds vacatures voordeden. Daarvoor had De Jong met name de kost verdiend als onderhoudsmonteur van aggregaten bij de landmacht, vooral in Duitsland.
Meer variatie
De afwisseling aan werkzaamheden heeft De Jong steeds bij het EDB laten blijven. Terugkijkend: “Vroeger werkten we met gigantische units met gelijkspanning; nu is er meer variatie in apparatuur en dus ook taken. In het dok hiernaast hebben we het Belgische M-fregat Leopold I gisteren aangesloten op het net. Een ander moment begeleid je bijvoorbeeld het leggen van kabels of nieuwbouw door externe aannemers. Of je bent bezig om storingen te verhelpen. Dat kan ook tijdens consignatiedienst, die we 1 week per 4 weken hebben. Dan word je opgeroepen als er ergens een kabel ‘eruit klapt’ of een ander defect zich voordoet. Ook sluit je de schepen aan die na vastwerken afmeren in de haven.”
‘Zonder het EDB is het koud en donker’
Walstroom 100 jaar
De zogenoemde walstroom, waarvan de schepen in de haven worden voorzien, deed precies 100 jaar geleden zijn intrede bij de marine in Nederland. Voor die tijd waren de schepen volledig afhankelijk van eigen opgewekte spanning. Via de hoogspanningsstations met 12.000 Volt op de steigers krijgen de varende eenheden 440 Volt met 60 Hertz toegediend. De twee nieuwste schepen Zr. Ms. Karel Doorman en Johan de Witt hebben een hoogspanning aansluiting van 6.600 Volt/60 Hertz. Die verhouding is ooit overgewaaid uit de Verenigde Staten, na de Tweede Wereldoorlog, en is nog steeds de norm. Omvormers in de Warmtekrachtcentrale zorgen voor deze ‘prik’, die als 10.000 Volt bij 50 Hertz aan land wordt afgenomen van E.ON, via netbeheerder Liander. Deze verhouding is ook de standaard voor bijvoorbeeld straatverlichting op de haven en stroomvoorziening in de gebouwen. Opnieuw via transformators wordt deze spanning omlaag gebracht naar de bekende 230 Volt. Dus zorgt het EDB dat de bekende 230 Volt op de stopcontacten beschikbaar is.
‘Als je ziet waar ik me mee bezig mag houden, dan denk ik: ‘Hoe mooi wil je het hebben?’
15.000.000 Watt
De Jong: “We kunnen 15.000.000 Watt (= 15 Megawatt) tegelijk aan vermogen verbruiken. Hebben we meer nodig, dan kunnen we terugvallen op onze 3 grote dieselgeneratoren. Zodra die warmgedraaid zijn, stoken we die verder met gas; dat is beter vanwege de uitstoot.”
De restwarmte van deze generatoren verdwijnt trouwens weer in het warmtenet van de Directie Materiële Instandhouding (het ‘Marinebedrijf’), de legeringsgebouwen, de Nederlands Belgische Operationele School, Bereneiland en gebouw Albatros. 2 gigantische combiketels van elk 7.000.000 Watt in het Warmtekrachtstation zorgen overigens voor de hoofdmoot van de verwarming.
Proces begeleiden
Alle installaties – zoals de 150 hoogspanningsstations – en elektriciteitsnetten hebben natuurlijk ook onderhoud nodig. Volgend jaar is er weer een Europese aanbesteding hieromtrent. Daar waar De Jong vroeger veel meer zelf aan de beurt was voor het verlenen van onderhoud – samen met 40 collega’s -, begeleidt hij nu meer het proces. Het maakt hem niet heel veel uit. Wat hij ook zelf doet of welke werkzaamheden hij met name begeleidt, de hoofdtechnicus heeft er na al die jaren nog steeds veel plezier in. “Ik werk hier ook niet op de vierkante meter en kom op veel plekken. En als je ziet waar ik me allemaal mee bezig mag houden, dan denk ik: ‘Hoe mooi wil je het hebben?’.”