Tekst André Twigt
Foto Mediacentrum Defensie, John van Helvert
Marinier-sportschutter verbluft met superkogel
Met een 7.62 millimeter patroon heel precies op pakweg 2 kilometer een doel raken? Gelauwerd sportschutter eerste luitenant der mariniers Pieter Buitendijk dacht lange tijd dat schieten met dit kaliber over zo’n afstand onmogelijk was. Inmiddels weet hij beter. Na stapels moeilijke boeken over ballistiek te hebben doorgeworsteld, startte hij 8 jaar geleden een zoektocht naar de perfecte kogel. En met resultaat.
Waar die drang heel ver te willen schieten vandaan komt? Sowieso is EK-/WK-lange afstandschutter én perfectionist Buitendijk niet snel tevreden. Daarbij brandde bij de pelotonscommandant bij Second Marine Combat Group het verlangen te weten te komen of wat hij wilde technisch mogelijk was. Trigger vormde de film ‘Shooter’. Hierin raakt de hoofdrolspeler nauwkeurig een doel op 1.600 meter. “Die scene intrigeerde me, vormde de katalysator voor mijn zoektocht. Terwijl ik toch eerst dacht dat mijn wens onmogelijk was. Ik had zoiets van: dit is het, hiermee moet ik het doen.”
Boekenkasten vol
Buitendijk startte zijn expeditie met het opdoen van theoretische kennis, 2 boekenkasten vol. Daarna moest-ie nog dé geschikte kogel vinden. Dat gebeurde nadat hij zijn Remington 700 geweer en schiethouding als factoren van invloed elimineerde. Na een uitputtende zoektocht bleek datgene wat hij nodig had niet te bestaan. Hier niet, in schietminnend Amerika evenmin. Er zat niets anders op dan zelf kogels maken. Zelfs de duurste, beste kogelkoppen momenteel op de markt bleken ongeschikt. “De vorm voldeed niet en de afwerking evenmin, braampjes, oneffenheden.” Missers bij de fabricage? “Oh nee. Schiet je niet te ver, dan merk je van deukjes en dergelijke niets. Op extreme afstanden daarentegen telt werkelijk iedere verstoring van de vorm.”
‘Op extreme afstanden daarentegen telt werkelijk iedere verstoring van de vorm’
Met die wetenschap in het achterhoofd, werd het plan steeds concreter. Met enkele op de computer ‘gehobbyde’ bouwtekeningen stapte Buitendijk naar een erkenningshouder. Die vervaardigde op de draaibank een serie prototypen uit een massieve koperlegering. Projectielen die iets langer en zwaarder waren dan gemiddeld. “Geperst op een huls zagen ze er best goed uit. En niet geheel onbelangrijk, ze schoten tot op zo’n 1.600 meter best aardig. Alleen niet goed genoeg. Terug naar de tekentafel.”
Ballistische coëfficiënt
Toen hij nog aan het Koninklijk Instituut voor de Marine verbonden was, liep Buitendijk prof. dr. ir. Frans Absil tegen het lijf. De ambitie zeer ver te schieten kwam ter sprake. De knappe kop, verbonden aan de faculteit Militaire Wetenschappen van de Nederlandse Defensie Academie in Den Helder, raakte geïnteresseerd en besloot medewerking te verlenen. Absil bekeek tekeningen, foto’s en enkele prototypen. Hij concludeerde al snel dat de vorm van de neus leek op die van een artilleriegranaat. Dat bleek juist. Buitendijk had met behulp van Catscan het silhouet van zo’n projectiel verkleind tot het formaat van een kogel. “Qua ballistiek ‘werkt’ deze vorm voor een granaat”, aldus Absil, “maar bij een veel kleiner geweerprojectiel mag de neushoek niet te stomp zijn. Dan krijg je een schokgolfpatroon, een hoge luchtweerstand en een negatieve ballistische coëfficiënt (mate waarin een voorwerp door lucht dringt, red.). Juist daarom is de overgang van het cilindrische deel naar de punt zo belangrijk. Dit zogenoemde ogief moet mooi glad verlopen. De baan en de stand van het projectiel in de vlucht worden bepaald door een samenspel van zwaartekracht, luchtweerstand en tolbeweging. Bij supersone snelheid bepalen het verloop van de kogeldoorsnede, de neushoek en de overgang van het ogief naar het cilindrische deel de aerodynamische weerstand. En daarmee de ballistische coëfficiënt van de kogel. Bij de vorm van het projectiel heb ik Buitendijk dus kunnen adviseren.”
Resultaten beter
Heikel punt in het fabricageproces was het afdraaien van de neus, hoe spitser hoe beter. “Makkelijker gezegd dan gedaan”, volgens Absil. “Voor een minimale schokgolfweerstand wil je een spitse neus, maar die moet je dan ook nog kunnen fabriceren. Op een gewone draaibank buigt de beitel de punt op een gegeven moment om. Buitendijk heeft daar een haalbaar optimum ingesteld en gezorgd dat de vorm en het gewicht van de kogel reproduceerbaar zijn.” Naar verwachting waren de resultaten van de tweede batch veel beter. Ligt het effectief bereik van een ‘7.62’ rond 900 meter, Pieters zwaardere, langere (dan standaard, red.) kogels leverden ook op 1.600 meter treffers op.”
Die afstand bleek absoluut niet het eindpunt. Om de nauwkeurigheid van de patronen vast te stellen en vertrouwen te winnen, ging het duo naar de schiettunnel van het Departement Wapensystemen en Ballistiek van de Koninklijke Militaire School in Brussel. Hier toonde experimenteel onderzoek aan dat de berekende ballistische coëfficiënt 28 procent beter is dan van gangbare 7.62-projectielen op de markt. In de 80 meter lange tunnel heersen bekende omgevingscondities, zoals de afwezigheid van wind. Onder toezicht van adjudant chef Alain Doucet en adjudant Alain Vanhove werden tientallen schoten gelost. Onder meer het snelheidsverloop en het schokgolfpatroon werden vastgelegd.
‘Nu bekijken of Defensie zijn voordeel met het onderzoek kan doen’
Fundament ligt er
Met de uitkomsten herhaalde Pieter in Frankrijk recent de veldexperimenten. Met de nu bekende ballistische coëfficiënt kon hij een verbeterde baanvoorspelling doen en het vizier daarop instellen. Zodoende schoot hij op 1.600 meter afstand series van telkens 4 treffers op een stalen plaat met een oppervlak van een vierkante meter. Ook enkele schoten op 1.970 meter waren raak.
Na de meest recente bezoeken aan lange afstandsschietbanen staat de teller voorbij 2 kilometer. Ook op die afstand groepeert de huisgemaakte munitie heel net. En Absil? De wetenschapper kijkt terug op een mooi project. Hij heeft veel bijgeleerd over het gebruik van kleinkaliber wapens voor de lange afstand. “Nu is de tijd rijp om te bekijken of Defensie zijn voordeel met het onderzoek van Buitendijk kan doen. Het fundament ligt er. Het zou zonde zijn om daarmee niets te doen. De tijd zal het leren.”