Tekst kapitein Roel van de Wiel
Foto sergeant Hille Hillinga, archief NIMH
Archiefonderzoek De Punt maakt optreden militairen na 37 jaar duidelijk
De militairen handelden binnen hun geweldinstructies, het besluit tot ingrijpen was weloverwogen door het bevoegd gezag en de betrokken ministers. Dat zijn de belangrijkste conclusies van het archiefonderzoek naar de treinkaping bij De Punt in 1977, dat woensdag werd gepresenteerd. “Duidelijke inzichten, Ook voor het hier en nu.”
Het is inmiddels 37 jaar geleden dat een groep van 9 gewapende Molukkers de intercitytrein van Assen naar Groningen nabij het Drentse dorp De Punt tot stilstand bracht en 54 reizigers gijzelde. Tegelijkertijd werden meer dan 100 schoolkinderen en hun onderwijzers gegijzeld in Bovensmilde. Na 20 dagen maakte een gewapend, justitieel optreden een einde aan beide gijzelingen. In een gecombineerde actie met precisie- en mitrailleurschutters, straaljagers en mariniers werden de passagiers uit de trein bevrijd. Bij deze actie kwamen 6 kapers en 2 gegijzelden om het leven (zie animatievideo).
Decennialang bleven vele vragen over het tactische optreden onbeantwoord omdat geheimhouding van groot belang was. Daardoor konden mistige verhalen ontstaan rond het optreden tijdens de bevrijdingsactie. De belangrijkste vragen: was die actie, van start tot einde slechts 12 minuten in de vroege ochtend van zaterdag 12 juni 1977, weloverwogen? En hebben de militairen gehandeld binnen de hun opgedragen geweldsinstructie? Ja en ja, luiden nu de antwoorden na een uitgebreid archiefonderzoek.
Het woensdag aan de Tweede Kamer aangeboden rapport naar aanleiding van het archiefonderzoek is te vinden via Defensie.nl.
Openheid
Het archiefonderzoek begon nadat de vaste Kamercommissie voor Defensie
november vorig jaar 32 vragen had gesteld aan de ministers van Veiligheid en
Justitie en Defensie. Omdat het belang van publieke openheid na ruim 3 decennia
uiteindelijk zwaarder werd gewogen dan operationele geheimhouding, stelden de
bewindslieden Opstelten en Hennis een interdepartementale werkgroep samen van
historisch, juridisch, bestuurskundig en militair specialisten. Zij moesten
samen op zoek naar antwoorden en eindelijk een samenhangend beeld bieden van de
context en de gebeurtenissen rondom de treinkaping.
De werkgroep dook in de archieven van onder andere de betrokken departementen,
gemeentes, politiekorpsen en de Nederlandse Spoorwegen. Overal kregen zij
toegang, ook in persoonlijke archieven van destijds betrokken ministers en het
Molukse Archief in Houten.
Duidelijk
“We hebben echt heel veel gezien”, stellen kolonel Dirk Jan Broks en Alex
Maas gezamenlijk vast. Broks is hoofd van de afdeling Evaluaties van de
Commandant der Strijdkrachten, Maas is adviseur bij de Directie Juridische
Zaken. Beide medewerkers van Defensie waren lid van de werkgroep en zijn met 14
mede-onderzoekers bijna een jaar druk geweest alle archieven door te spitten, op
zoek naar informatie. Het leidde tot een uitgebreid en gedetailleerd verslag.
Maas: “Onze bevindingen zijn duidelijk. Het besluit om in te grijpen is
weloverwogen geweest. De actie was gericht op het bevrijden en beschermen van de
gegijzelden. En de militairen hebben zich aan de geweldsinstructies gehouden die
vooraf tot in detail besproken zijn met en goedgekeurd door het bevoegd gezag en
de betrokken ministers. Ze hebben conform opdracht gehandeld.”
Minister Opstelten: ‘Geen sprake van een executie’
Potlood
De werkgroep had het afgelopen jaar duizenden relevante documenten in handen.
Maas: “Niet alleen de officiële stukken waren van belang, ook bijvoorbeeld
potloodaantekeningen die iemand er op had gekrabbeld, waren zeer waardevol. Het
is bijzonder dat we van 12 minuten operatie, nu 37 jaar geleden, nog zo
ongelooflijk veel hebben teruggevonden. Met dit vele archiefmateriaal hebben we
een zeer gedetailleerde reconstructie gemaakt.”
Broks: “In de loop van 37 jaren geheimzinnigheid zijn er allerlei wilde verhalen
gaan circuleren. Het is goed dat dit rapport antwoorden geeft op vragen die vele
mensen bezighouden.”
Relevant voor nu
Die antwoorden slaan overigens niet louter op het verleden, oppert kolonel Broks. “Ik was niet alleen maar lid van deze werkgroep,” legt hij uit, “maar ben ook hoofd van de afdeling Evaluaties. Met die tweede pet op bekijk ik het onderzoek naar een operatie van bijna veertig jaar geleden ook met een oog op het hier en nu. Ik zie dan twee relevante aspecten. Ten eerste is het goed dat we tegenwoordig vaste afspraken hebben over de verantwoording van geweldsgebruik. Ten tweede moeten operators erop kunnen vertrouwen dat hun anonimiteit gewaarborgd is en blijft. Special Forces die geheime operaties uitvoeren of F-16 vliegers die in gevecht zijn met ISIS: ze hebben het vertrouwen nodig van een overheid die hen als uiterste middel opdraagt geweld te gebruiken.”