01

Dit artikel hoort bij: de Vliegende Hollander 12 | 2025

Even oplijnen met…

Accountmanager fixed wing-opleidingen, majoor John Pennewaard

In een tijd waarin veel militaire veranderingen plaatsvinden, staat uiteraard ook het CLRS bol van de uitdagingen. Daarom kijken we in iedere uitgave van de Vliegende Hollander hoe het ‘ergens’ in de organisatie gaat. Even oplijnen dus. Deze keer met majoor John Pennewaard, Accountmanager fixed wing-opleidingen.

x
Leestijd: 5 minuten

‘Dat wat moet en wat kan, is vaak moeilijk te combineren’

“Samen met nog drie collega-accountmanagers zijn wij verantwoordelijk voor de beschikbaarheid van opleidingen voor onderhouds-, logistiek en operationeel personeel. Dus opleidingszaken die – onder meer– voor mij spelen, gaan over de F-35, MQ-9, PC-7 en de Patriot. Tot april 2024 gebeurde dat vanuit de staf in Breda bij de Sectie Opleiding en Plannen, dat viel onder de Directie Personeels- en Bedrijfsvoering. Door de reorganisatie van de staf is onder meer accountmanagement nu ondergebracht bij het Royal Air Education and Training Center. Dit RAETC is de voormalige KMSL, de Koninklijke Militaire School Luchtmacht. Daarmee is er ook een verschuiving van strategisch niveau naar operationeel niveau.

Onze afdeling Education Development Management werkt samen met collega's van vraag- en aanbodmanagement, onderwijsontwerpers en -ontwikkelaars. Alleen zo kunnen we op tijd de juiste opleidingen of opleidingstrajecten voor CLRS-personeel beschikbaar hebben. Al die opleidingsdeskundigen zijn van belang bij het insourcen – het in eigen huis houden – en ontwikkelen van opleidingsproducten. Het tegenovergestelde dus van outsourcen, waarbij je opleiden uitbesteedt. Die onderwijsontwerpers en -ontwikkelaars hebben we nodig om onderwijsproducten te maken voor onszelf. Producten waarvan wij vinden dat die áltijd beschikbaar moeten zijn.”

‘Wat we nu aan het doen zijn, is zeer uitdagend werk’

Aantallen

“Dat is een flinke opgave. Zeker als het RAETC – dat meer dan vierhonderd verschillende cursussen, opleidingen en trainingen in binnen- en buitenland verzorgt – enorm moet groeien. In de voorgaande jaren richtte de KMSL zich op de initiële instroom van 300 tot 350 mensen, in drie opkomstmomenten per jaar. Bij het RAETC starten vanaf 2026 iedere twee weken twee klassen, voor ruim duizend rekruten per jaar. Dat aantal groeit de komende jaren naar vijftienhonderd. Daarnaast is er de opdracht van de CDS om de kwaliteit van onze opleidingen te borgen. Ook daaraan willen we tegelijkertijd voldoen.

Ook is er sprake van grote diversiteit van instromen: via de Defensity College, VEVA, nationale weerbaarheidstraining, maatschappelijke diensttijd. Het zijn allemaal positieve manieren om nieuwe collega's aan ons te binden: Kwantitatief – dus op aantallen – gaat dat heel goed. Kwalitatief komen we geregeld tot de conclusie dat wat móet en wat kán, moeilijk te combineren is. Zo zijn er enkele interventies nodig om de benodigde aantallen personeel voor vliegtuigonderhoud, communicatie-informatiesystemen, gronduitrusting en munitietechniek binnen te halen.”

‘Een militair in een groene jas staat met armen over elkaar en kijkt lachend in de camera.
Majoor John Pennewaard: “Veel werk te verzetten voor een gevulde luchtmachtorganisatie in 2030.”

Leren

“Dat betekent bijvoorbeeld dat we heel goed kijken naar wat essentieel is voor een functie, en wat bijvoorbeeld later kan worden geleerd. Soms kunnen we mensen gewoonweg – nog – niet bieden waarnaar ze op zoek zijn. En sommige processen sluiten nog niet goed genoeg aan op de bestaande bedrijfsvoering. Doordat nog niet alles goed in elkaar valt en klopt, jagen we mensen soms letterlijk van ons weg. Gelukkig niet veel, maar er zijn helaas voorbeelden. Daar leren we van hoe we het beter moeten doen.

Dus waarmee we nu bezig zijn, is zeer uitdagend werk. Want al die opleidingen zijn nodig om uiteindelijk onze doelen te halen: voldoende personeel voor alles wat rondvliegt en de update-programma’s ervoor. Dat geeft natuurlijk een behoorlijke druk op iedereen in de wervings- en opleidingsketen. En die keten is bovendien niet volledig gevuld.”

‘Ik denk dat er zo een kans verloren gaat en dat vind ik wel zonde’

Veelbelovend

“Daarnaast is er nog iets anders gaande. De trans-Atlantische relatie die we hadden met Amerika, staat onder druk. Daarom zoeken we steeds vaker binnen Europa naar oplossingen voor opleidingsvraagstukken. Dat outsourcen van opleidingen legt een grote druk op onze collega’s van de inkoopafdelingen, met wie we overigens heel goed samenwerken. Zonder hen kunnen wij niet leveren wat de luchtmacht van ons vraagt. Zo’n Europese oplossing is belangrijk voor een hoofdwapensysteem als de F-35. Bijvoorbeeld om niet alleen afhankelijk te zijn van een trainingscentrum in Amerika.

Met Denemarken en Noorwegen wilden we als ‘DNN’ intensief samenwerken op het gebied van opleiden. Er is veel energie gestoken in veelbelovende plannen voor Europese interoperabiliteit van F-35-opleidingen. Maar daarna bleek dat nog niet alle lagen van onze luchtmachtorganisatie zo ver zijn om dat mogelijk te maken. Daardoor is dat een slapend initiatief geworden en gaat de samenwerking voorlopig bilateraal verder. Ik denk dat er zo een kans verloren gaat en dat vind ik wel zonde. Ik merk tegelijkertijd dat diezelfde Deense en Noorse collega’s met grote ogen kijken naar hoe wij opleidings- en trainingszaken aanpakken. ‘Zijn jullie al zó ver?’ ‘Hebben jullie dát al ingeregeld?’ Nederland wíl veel, maar kán ook veel. Dat zie je hier op Woensdrecht. Ik merk dat de Denen en Noren daar ook naar op zoek zijn.”

‘Tijdelijk van huis niet altijd te voorkomen – zo realistisch moeten we ook zijn’

On the job training

“Een van de zaken die ik ook zie gebeuren, is dat niet alle opleidingen – volledig – op Woensdrecht plaatsvinden. Er gaat steeds meer training en opleiding naar de commands toe; on the job training. En daarvoor zijn duidelijke redenen. Als eerste: een trainer – een ervaren technicus – hoef je op die manier niet van zijn operationele onderdeel af te halen. Hij of zij kan een deel van zijn of haar tijd op de vliegbasis besteden aan opleiding en training. Tweede grote voordeel: hij of zij blijft ook wonen in het gebied, wat voor de thuissituatie belangrijk is. Maar tijdelijk van huis, voor x-aantal weken of maanden, kunnen we niet altijd voorkomen. Zo realistisch moeten we ook zijn. Want om een opleider op een command te kunnen zijn, moet je wel op het RAETC worden getraind.

Om opleiders in spe over de streep te trekken, zou een extra beloning een mogelijkheid zijn, of een voorkeursplaatsing na de tijd als trainer. We hebben die mensen donders hard nodig, en zo bied je ze een loopbaanpad.

De uitdagingen waarvoor we staan zijn dus groot, écht groot. Maar er zijn veel bewegingen gestart die werken. Het zijn echt inspanningen waarvoor we een lange adem nodig hebben, maar linksom of rechtsom gaat het ons lukken.”

Wil je zelf ook een keer oplijnen om je verhaal te vertellen? Neem contact op via redactie@vliegendehollander.nl. De rubriek staat open voor iedereen, ongeacht rang of functie.