08

Dit artikel hoort bij: de Vliegende Hollander 01-02 | 2023

Over de grens: NAVO-experts diensthonden

x
Leestijd: 5 minuten

Ver buiten de landsgrenzen, bij een ander krijgsmachtdeel, een overheidsinstelling of in het bedrijfsleven: luchtmachters zetten zich overal in voor Defensie. In deze rubriek vertellen zij over hun bijzondere plaatsing.

Tekst: Jopke Rozenberg-van Lisdonk Foto: sergeant-majoor Aaron Zwaal

Wie: Majoor Egon van Kessel en adjudant Jan Willem Jonk

Functies: Nederlandse afvaardiging van het NATO Military Working Dog Expert Panel

Plaatsing: CLSK Expertisecentrum Diensthonden, Vliegbasis Woensdrecht

Nederland heeft een voortrekkersrol

“Het lijkt heel simpel”, zegt adjudant Jan Willem Jonk. “We pakken een hond en gaan ons werk doen. Maar er zit zóveel meer aan vast.” En dan heeft de expert, die al bijna 35 jaar in het diensthondenvak zit, het niet alleen over de ultieme vertrouwensband die er tussen hond en geleider moet zijn. Of over hoe goed mens en hond op elkaar ingespeeld moeten zijn. Nee, het gaat om vakbekwaamheid en vooral wat er allemaal bij komt kijken om dat voor elkaar te krijgen. Het CLSK Expertisecentrum Diensthonden (CEC-D) heeft al die regels keurig voor de eigen organisatie beschreven. In principe doet ieder NAVO-land dat; de één echter wat uitgebreider dan de ander. Op NAVO-niveau standaardiseren de landen samen de minimumregels. Dat gebeurt ook voor vele andere vakgebieden. Op het terrein van diensthonden heeft Nederland een voortrekkersrol.

Nederland heeft veel expertise, een groot (inter)nationaal netwerk en een goede export op het gebied van diensthonden.

Uitgebreid keuringsproces

“Dat is al decennia zo”, weet Jonk. “Wereldwijd staat Nederland bekend om de goede kwaliteit diensthonden. De handelaren in de Benelux hebben honden met goede bloedlijnen. Nederlandse honden worden dan ook veelvuldig gekocht door NAVO-partners.” Het aankoopproces gaat echter op basis van ‘vertrouwen is goed, controle is beter’. Een hond, ook al is die van een goede fokker waarmee veel zaken wordt gedaan, gaat altijd door een uitgebreid fysiek en medisch keuringsproces. Het CEC-D gaat daarin binnen Nederland het meest gedegen te werk. Jonk: “Daarvoor hebben we onder meer goede connecties met de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht. We werken met hen ook samen aan onderzoeken en innovaties. Daarbij is ook een dierenarts van het Coördinatiecentrum Expertise Arbeidsomstandigheden en Gezondheid [CEAG] van Defensie betrokken. Met haar medische kennis vormt ze een enorm goede aanvulling op ons team.” Verder lopen er met enige regelmaat onderzoeksstudenten van de Universiteit Wageningen stage bij het CEC-D. Vanaf 1 april komt één van hen het expertisecentrum fulltime versterken.

Bij het NATO Military Working Dog Expert Panel is Jonk (links) de diensthondenspecialist namens Nederland en Van Kessel secretaris.

Alle specialisten bij elkaar

Het CEC-D bestaat vanaf dan uit een driekoppig team. Aan het hoofd staat majoor Egon van Kessel. “Inhoudelijk heb ik minder vakkennis dan JW”, zegt hij knikkend naar zijn collega Jan Willem. “Maar ik weet wél waar ik binnen de organisatie moet zijn om de juiste randvoorwaarden te kunnen scheppen voor het werk van de hondenteams. Ik kom uit het force protection-vakgebied; hondenteams vielen vaak onder mij. Zo ook de hondenschool toen ik hoofd was van de opleidingsafdeling grondverdediging.” In zijn nevenfunctie bij de NAVO is Van Kessel secretaris van het NATO Military Working Dog Expert Panel. Jonk heeft er zitting als diensthondenspecialist.

‘De veranderende dreigingen in de wereld spelen een rol’

Twee keer per jaar komen ze bij elkaar met alle specialisten uit de NAVO-landen. Ze bespreken dan de huidige STANAG (Standardization Agreement, red.) en of daaraan aanpassingen nodig zijn. Jonk: “Dat gaat om regelgeving met betrekking tot de hond én geleider. Waaraan moeten zij minimaal voldoen tijdens nationale inzet en op missie? Die vereisten kunnen veranderen door landelijke of internationale wetgeving.” “Ook de veranderende dreigingen in de wereld spelen een rol”, vult Van Kessel aan.

Er zijn regels waaraan hond en geleider minimaal moeten voldoen tijdens nationale inzet en op missie. Foto: adjudant Eva Klijn

Militaire politietaak

Onlangs bezochten de heren namens het expert panel het NATO Military Police Center of Excellence (NATO MP COE) in Polen. Daarmee was tot dan toe nauwelijks contact. Het centrum gaat over de militaire politietaak (MP-taak) van de NAVO in het algemeen en daar vallen ook de MP-diensthonden onder. Van Kessel: “In het takenpakket van militaire diensthonden in het veld en militaire politiediensthonden zit grote overlap, maar kennisuitwisseling tussen die twee takken was er niet. Bij het NATO Military Working Dog Expert Panel zit veel meer expertise. Dat is alleen al af te zien aan onze veel uitgebreidere STANAG met tachtig pagina’s. Een behoorlijk contrast met het anderhalve A4’tje van de NATO MP-honden-community.”

Van Kessel en Jonk sloten namens het NATO Military Working Dog Expert Panel een samenwerkingsovereenkomst met de diensthondentak van het NATO Military Police Center of Excellence. Foto’s: NAVO

Universele basiskunde

Binnen de NAVO zouden voor zowel militaire als politiediensthonden dezelfde minimale eisen moeten gelden, vinden de twee. “Je moet het zo zien,” begint Jonk zijn uitleg, “een speurhond is een speurhond. Of dat nou op Schiphol is of aan welke landsgrens dan ook; een hond moet dezelfde stoffen kunnen herkennen. Voor een bewakingshond geldt hetzelfde; ook daarvan behoort de basiskunde universeel te zijn.” Ook op het gebied van dierenwelzijn zouden de regels gelijk moeten liggen, volgens hem. “Hoe vaak laat je een hond uit, hoe groot moet een hondenhok minimaal zijn, hoe vervoer je een hond veilig in de auto, hoe is de medische afvoerketen in het operatiegebied; al die aspecten hebben wij uitgebreid op papier beschreven.”

Ook honden krijgen een medailles voor hun inzet. Foto: Gilbert Stout

‘Dat voel je des te meer als die hond je leven heeft gered’

Hondenrechten

Die zorgplicht moet je erg serieus nemen, vinden de heren. “Vroeger werd een hond gezien als hulpmiddel”, weet Jonk. “Tegenwoordig wordt het dier gezien als een non-human medewerker binnen Defensie. Het is niet iets wat je uit de kast pakt en weer terugzet. Een hond heeft ook rechten. Na zijn pensioen moet hij ook goed terechtkomen.” “Voor een geleider is een hond een familielid. Die ziet hij doordeweeks zelfs meer dan zijn eigen partner en kinderen”, weet ook Van Kessel. “Precies”, reageert Jonk. “Daarvoor moet je goed zorgen. Dat voel je des te meer als je in de praktijk hebt ervaren dat die hond je leven heeft gered. En waarschijnlijk van nog twintig of veertig collega’s van je op dat moment. Een peloton ziet die hond dan ook echt als teamlid.”

In het veld kunnen opereren met een hond wordt steeds belangrijker, ook voor de militaire politietak. Foto: sergeant-majoor Hille Hillinga

Kennisdeling

Het NATO MP COE is de laatste twee decennia voornamelijk blauw georiënteerd (politietaak) maar zoekt met het oog op de ontwikkelingen in de wereld meer groene (militaire in het veld) ervaring. Ze kunnen dus veel leren van het militaire diensthonden expert panel binnen de NAVO. Van Kessel: “We hebben afgesproken dat we de kennisdeling onderling verbeteren en vanaf nu zullen participeren in elkaars werkgroepen. Die samenwerking hebben we in januari bekrachtigd met de ondertekening van een convenant. Concreet hebben ze in hun STANAG al een verwijzing gemaakt naar die van de NATO Military Working Dogs. Dat is een mooi begin.”

Jonk: “Een peloton ziet een hond echt als teamlid.”

CLSK Expertisecentrum Diensthonden

Het CLSK Expertisecentrum Diensthonden is zo’n tweeënhalf jaar geleden opgericht. Daarvoor was alle kennis geborgd bij de CLSK-hondenschool, die inmiddels ruim zeventig jaar bestaat. Van Kessel: “Het is de bedoeling om hier op termijn alle kennis, nationale en internationale contacten, certificerings- en aankooptrajecten, onderzoeken en technologieën te bundelen op het gebied van diensthonden binnen de hele krijgsmacht. Het moet dan Defensie Expertisecentrum Diensthonden gaan heten.”