Hoogleraar zet krijgswetenschappen op universitaire kaart
Ietwat overmoedig, maar vastberaden zei Frans Osinga als brugklasser: “Later word ik generaal en piloot.” En hij kreeg gelijk. Zijn focus en fascinatie voor vliegtuigen, moderne oorlogsvoering en militaire geschiedenis waren de basis. Maar zonder vertrouwen en steun uit de organisatie was het niet gelukt, zegt hij. Volgende maand zet hoogleraar commodore Frans Osinga een punt achter zijn militaire droomcarrière van ruim veertig jaar. Hoe werd hij oorlogsexpert en welk belangrijk werk deed hij voor de krijgsmacht?
Tekst: Jopke Rozenberg-van Lisdonk Foto’s: sergeant-majoor Maartje Roos
‘Vooral de ernst ervan bleef me boeien’
Hij weet het nog goed: als zevenjarig jongetje bezoekt hij samen met zijn vader de dodenherdenking op de Grebbeberg en erna het bevrijdingsmuseum. Het einde van de Tweede Wereldoorlog is dan 25 jaar geleden. “Die oorlog had een enorme impact gehad, zag ik en het was allemaal nog best dichtbij”, vertelt Osinga. “Het maakte grote indruk op me. Ik ging er verder over lezen en het bleef me boeien, vooral de ernst ervan.” Zijn vader werkt destijds als burgerambtenaar bij een materieeldepot van de luchtmacht en hij neemt de kleine Frans mee naar open dagen. “Net als veel jongetjes was ik gefascineerd door vliegtuigen en oorlogsverhalen, en dan werkt je vader ook nog eens voor de luchtmacht. Je wordt er dan toch een beetje mee besmet.” Op zijn twaalfde vraagt een juf wat hij later wil worden. ‘Generaal en piloot’, antwoordt hij vastberaden. “Achteraf was dat wel een beetje overmoedig”, geeft Osinga een kleine vijftig jaar later toe.
Teleurgesteld
Maar zijn wens laat hem niet meer los. “Ik was redelijk gefocust in mijn jeugd”, zegt hij daarover. Met bijna alles wat hij doet, koerst Osinga af op zijn droombaan. Op zijn veertiende vliegt hij solo in een zweefvliegtuig. Zijn VWO sluit hij af met een eindscriptie over de Eerste Wereldoorlog en wat Von Clausewitz (een Pruisische generaal en militaire theoreticus uit de 19e eeuw) daarover schreef. “Zijn inzichten zijn het fundament geworden van het Westerse denken over oorlogsvoering”, weet de hoogleraar. Na het vwo gaat Osinga in 1982 direct naar de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in Breda. “Gaaf, maar ik was teleurgesteld over het niveau van de academische opleiding”, herinnert hij zich nog goed. “Het ging nauwelijks over militaire geschiedenis en over militair strategische vraagstukken. Desondanks leerde ik er veel en heb ik het er erg naar mijn zin ik gehad. Zo was ik voorzitter van de senaat. Dat heeft het academisch manco goed gecompenseerd”, grapt Osinga.
‘Dat was een boeiend jaar, waarin ik academisch goed aan mijn trekken kwam’
Impopulaire functie
Na de KMA volgt hij de vliegeropleiding waarna zijn ‘voornemen’ om vlieger te worden in vervulling gaat; eerst drie jaar op de NF-5, daarna op de F-16. Na zes jaar vliegen wordt Osinga vlieginstructeur. Maar na een aantal jaar raakt hij naar eigen zeggen wat verveeld. Dat had ook te maken met de bezuinigingen en het inkrimpen van de luchtmacht, vertelt hij. In de rang van majoor gaat hij als beleidsmedewerker aan de slag op de stafafdeling Jachtvliegoperaties. Twee jaar later start hij aan de opleiding Hogere Stafvorming. “Dat was een boeiend jaar, waarin ik academisch goed aan mijn trekken kwam.” Hij krijgt in 1997 een functie op de afdeling Plannen van de luchtmachtstaf, maar al snel neemt zijn carrière een andere wending. “Jij vindt studeren leuk,” zeiden de directeuren Personeel en Operatien tegen Osinga, “ga studeren en wordt docent airpower.” Het was een reguliere, maar impopulaire functie, weet Osinga. “Bij voorkeur wilden ze er een vlieger op hebben, maar omdat het geen operationele functie is, willen de meesten niet.” Na een jaar studie plakt Osinga er op verzoek nog een jaar achteraan. “Ik kreeg de kans om aan de Air University in Alabama, waar tienduizend militairen studeren, een master Airpower en Strategic Studies te doen. Waanzinnig boeiend.”
Voortdurend gekieteld
Het is in 1999 de start van zijn docentschap. Hij begint als docent Strategie en Airpower op de Hogere Stafvorming (later wordt dit de Hogere Defensie Vorming, HDV) aan het Instituut Defensie Leergangen in Ypenburg. Een carrièreswitch die hem uitstekend past en waaruit hij veel voldoening haalt. “Kennis opdoen en overdragen is ontzettend leuk”, zegt Osinga gepassioneerd. “Een brug slaan tussen het operationele domein en de wetenschap, mensen enthousiast maken voor jouw kennisgebied; dat je in een collegezaal langzaam die lampjes en vonkjes ziet aangaan. Studenten die achteraf zeggen: ‘wat een leuk college’ of ‘jeetje, had ik dit maar eerder geweten.’ Die feedback is leuk. Na twee of drie uur college geven, kom ik altijd energiek terug.” Volgens de hoogleraar moet je ver boven de stof staan als je lesgeeft. “Je wordt voortdurend gekieteld om jezelf te blijven ontwikkelen, om te studeren en de actualiteit bij te houden. Je leert zelf dus ook heel veel.”
‘Wij vinden het belangrijk en jij vindt dat leuk’
Osinga ontwikkelt zich door de jaren heen niet alleen verder als docent, maar ook als onderzoeker. Wanneer hij een jaar voor de klas staat, vraagt de luchtmacht hem onderzoeker te worden op het instituut Clingendael. “Ze zeiden: ‘Wij vinden het belangrijk dat daar de beleids- en academische kant van de luchtmacht vertegenwoordigd is en jij vindt dat leuk om te doen.’ Daarbij merkten ze op dat ik er wellicht kon promoveren, zodat ik later kon solliciteren op een functie als hoogleraar aan de KMA. Het was een soort gentlemen’s agreement.”
Mooie leerschool
Als Defensie- en oorlogsexpert vraagt de media hem in die tijd regelmatig om uitleg te geven over militaire operaties in Afghanistan en Irak. Hij spreekt op televisie, schrijft voor diverse publicaties en geeft lezingen. Het is een van de taken die hoort bij een functie op Clingendael. “Het was een mooie leerschool,” vertelt hij, “want in die periode werd ik gedwongen om ook iets te weten over terrorisme en andere veiligheidspolitieke trends, dus ik moest mezelf ook in de breedte ontwikkelen.” Daarnaast neemt hij als militair expert zitting in onafhankelijke defensie-adviescommissies van verschillende politieke partijen.
In de rang van kolonel promoveert Osinga in 2005 met een diepgravende studie naar het militair strategisch gedachtegoed van de militaire theoreticus John Boyd. Hij verkrijgt daarmee de universitaire titel doctor. Zijn verworven kennis kan hij vervolgens goed gebruiken in zijn volgende functie op het Allied Command Transformation van de NAVO in het Amerikaanse Norfolk. “Het strategisch hoofdkwartier bestond pas net. Het was opgezet om de Europese krijgsmachten te helpen moderniseren, zodat ze de Amerikaanse manier van oorlogvoeren konden overnemen of in ieder geval bij die strijdkrachten konden inpluggen. Ik vertaalde er mijn kennis in beleidsdocumenten; het was enorm boeiend. Na tweeënhalf jaar liep het goed en wilde ik graag iets anders gaan doen. Ik werd universitair hoofddocent op het gebied van airpower op de relatief nieuwe faculteit van de Nederlandse Defensie Academie. Krijgswetenschappen was toen nog een klein onderdeel. Ik ging aan de slag met het ontwikkelen van een geaccrediteerde krijgswetenschappelijke bacheloropleiding.”
‘Datgene wat ik in 1982 gemist had, kon ik nu verder helpen vormgeven’
Unieke vakgroep
Na zo’n drie jaar komt in mei 2010 de leerstoelvacature van hoogleraar Militair Operationele Wetenschappen vrij. Osinga krijgt, volgens het gentlemen’s agreement van tien jaar eerder, de mogelijkheid om te solliciteren. Met succes: hij krijgt de aanstelling. Tegelijkertijd wordt hij bevorderd tot de generaalsrang commodore én wordt hij hoofd van de Vakgroep Krijgswetenschappen. “Datgene wat ik in 1982 gemist had, waar ik zo teleurgesteld over was, kon ik nu verder helpen vormgeven. Fantastisch!”
Osinga weet de vakgroep uit te breiden tot acht hoogleraarposities. Die zijn volgens hem nodig om oorlog in de volle breedte te kunnen onderzoeken en daarover te doceren. “Ik ben enorm trots op deze uitbreiding. In Nederland zijn we een unieke vakgroep met zo’n zestig à zeventig onderzoekers en docenten, zowel militairen als burgers. In 2013 voegden we de master Military Strategic Studies toe. Het was heel merkwaardig dat we die niet hadden. In Engeland en de Verenigde Staten heb je dit soort universitaire studies veel meer. Daar kun je nauwelijks kolonel worden zonder zoiets te volgen. Voor deze studie komt bij ons dertig tot veertig procent van de studenten van buiten Defensie, bijvoorbeeld van Buitenlandse Zaken maar ook gewone civiele studenten. Je leert op een hoger abstractieniveau nadenken over het fenomeen oorlog, moderne oorlogsvoering en de rol van de krijgsmacht. Ook is er aandacht voor moderne technologische ontwikkelingen en de juridische kant. Je bent daarmee beter in staat om strategische problemen en planningsvraagstukken te benaderen. Met deze studie op zak kun je bij de luchtmacht opgenomen worden in het management development-bestand. Het belang en het niveau ervan worden dus echt onderkend.”
Universitaire accreditatie
Mede door de inspanningen van Osinga is het gelukt om de bacheloropleidingen in 2010 en de masteropleidingen in 2012 universitair te accrediteren. De faculteit verzorgt daarnaast ook onderwijsdelen voor bijvoorbeeld de Middelbare en Hogere Defensie Vorming en de Korte Officiers Opleiding.
‘Dit werk kan ik tot mijn 67e voor de universiteit doen’
In dienst van de universiteit
Ook op de Universiteit Leiden bij het Institute of Security and Global Affairs ontwikkelt Osinga nieuwe vakken. Hij is er sinds 2019 één dag per week bijzonder hoogleraar War Studies. Deze leerstoel is ingesteld door de Koninklijke Vereniging ter Beoefening van de Krijgswetenschap. Het ene vak gaat over de ontwikkeling van de moderne oorlogsvoering vanaf 1990 en de strategische gedachtes daarachter. Het ander vak behandelt vraagstukken zoals hoe de maatschappij denkt over de rol van oorlog en de krijgsmacht, ethische en juridische aspecten, en de rol van nieuwe technologieën zoals artificial intelligence, cyber en robotica. Ook de ontwikkelingen op veiligheids- en defensiebeleid in het licht van de opkomst van China en Rusland komen aan de orde. De hoogleraar geeft niet alleen colleges, maar begeleidt ook enkele promovendi en doet daarnaast zelf onderzoek. In 2020 maakte hij nog een boek over afschrikkingsstrategie; inmiddels is het ruim 200.000 keer gedownload. “Dit werk kan ik tot mijn 67e doen, maar dan in dienst van de universiteit. Ik ben enorm blij met dat aanbod. Vanuit die rol kan ik ook – wanneer nodig – op de Faculteit Militaire Wetenschappen college blijven geven.”
Airpower cursus
Door zijn kennis tijdens zijn loopbaan niet alleen binnen militaire kringen te delen maar ook daarbuiten, zorgde Osinga voor een beter begrip over de complexiteit en inzet van de krijgsmacht en in het bijzonder de inzet van het luchtwapen. Ook zorgde het ongetwijfeld voor meer draagvlak onder professionals die direct of indirect verbonden zijn aan het domein van de krijgsmacht. “Ik hoop dat ik de huidige generaties officieren iets over moderne oorlogsvoering heb kunnen meegeven, dat ik het kennisniveau naar een hoger niveau heb kunnen tillen. Bij de luchtmacht specifiek heb ik daarvoor de airpower-cursus voor majoors en de advanced airpower-cursus voorafgaand aan de HDV ontwikkeld. Deze gaan over de verschillende functies van het luchtwapen en hoe je er het best gebruik van kunt maken.”
‘Ik kan weer volledig de diepte in’
Steun
“Ik kijk terug op een periode waarin vrijwel alles gelukt is wat ik wilde doen. Daarmee prijs ik mijzelf gelukkig. Ik heb me beziggehouden met complexe materie en heb tegelijkertijd mijn jongensdroom kunnen najagen. Ik mocht omgaan met heel boeiende enthousiaste mensen en maakte deel uit van een warme cultuur. Voor wat betreft mijn carrière heb ik veel te danken aan het vertrouwen en de steun uit de organisatie.”
“Het enige jammere vind ik dat ik er niet in geslaagd ben om een hoogleraar airpower voor elkaar te krijgen. En daarbij ook één voor land- en één voor seapower.” Die drie kennisdomeinen vallen nu allemaal onder zijn leerstoel Militair Operationele Wetenschappen. Die stoel rouleert tussen de krijgsmachtdelen en dat vindt Osinga een nadeel. “Ten eerste rechtvaardigt de historie, theorie en complexiteit van operaties in elk domein een aparte leerstoel. Ten tweede, mijn beoogde opvolger is een landmachtofficier – een naaste collega van me. Hem kennende gaat hij het ongetwijfeld fantastisch doen, maar zijn expertise ligt vanzelfsprekend meer op het gebied van landoptreden dan op dat van airpower. Wanneer ieder domein een eigen leerstoel heeft, kun je kennis beter borgen.”
Osinga gaat verder zonder de verantwoordelijkheid een vakgroep aan te moeten sturen. Die taak heeft brigadegeneraal Paul Ducheine in december al overgenomen. “Hij was al jaren mijn ‘wingman’ binnen de vakgroep. Ik kan wat dat betreft nu weer volledig de diepte in. Helaas is dat gezien de oorlog in Oekraïne noodzakelijk…”
Commodore-vlieger prof. dr. Frans Osinga gaat per 1 maart met functioneel leeftijdsontslag (FLO). Hij blijft daarna actief als hoogleraar War Studies aan de Universiteit Leiden (vanuit die rol ook als gastdocent op de Faculteit Militaire Wetenschappen), adviseur binnen de strategische adviesraad van TNO Defensie en als lid van het curatorium binnen de liberale wetenschappelijke instelling Teldersstichting.