Tekst Arno Marchand
Foto sergeant-majoor Aaron Zwaal, uit collectie De Veld
Wie zijn onze luchtmachtbazen? Wat houdt hen bezig, waarvan krijgen ze energie en hoe vullen ze hun vrije tijd in? In elk nummer stellen we één van hen aan je voor.
Wie: luitenant-kolonel Guido de Veld (43)
Functie: Projectleider nieuw HR-model CLSK
Sinds: 1 juli 2022
Thuisfront: getrouwd met Chantal. Dochter Jenna (12), vier honden, twee paarden, twee pony’s en een buitenkat
Woonplaats: gemeente Halderberge
‘Ik voelde me soms een tandeloze tijger – dat moest anders kunnen’
“Commandant worden van 640 Squadron, het grote platformsquadron op Vliegbasis Volkel, was een van mijn droombanen. In juni 2016 werd dat werkelijkheid. Voor mij was dat de ultieme werkplek: als je dat mág doen, moet je dat wíllen. Maar op die plek heb ik me ook verwonderd over hoe weinig invloed je als commandant op personeelszaken hebt. Ik voelde me soms een tandeloze tijger. Dat moest anders kunnen, gaf ik aan, en dat viel op. Onze vorige staatssecretaris maakte in 2019 in het kader van een toekomstig nieuw HR-model zogenoemde proeftuinen mogelijk. Om bijvoorbeeld meer personeel aan te trekken, kon een defensieonderdeel het personeelssysteem op een andere manier ontwikkelen, namelijk bottom up, dus vanuit het squadron kijken wat mogelijk is, in plaats van top down, vanuit Den Haag gestuurd. Onze chef-staf keek daar positief tegenaan en zei ‘Hey Guido, jij met je grote mond, jij hebt daar ideeën over. Dit is je kans.’ En het liep. Eerst deed ik dat project ernaast, maar toen het echt ging groeien, werd ik coördinator proeftuinen voor de luchtmacht.”
“Sinds deze zomer ben ik transitiemanager en projectleider van het nieuwe HR-model voor de luchtmacht. Het is een verandering voor het HR-personeel, maar het heeft effect op iedereen. Er komen meer personeelsbevoegdheden te liggen in de lijn tussen de HR-professional en de squadroncommandant. Die laatste gaat niet meer achterover zitten, maar actief deelnemen in de selectie en aanname van personeel. Van personeel zelf wordt ook meer eigenaarschap verwacht over wel of niet doorontwikkelen. Dat laatste kan trouwens ook een bewuste keuze zijn. De HR-specialist is dus niet meer alleen bepalend voor een commandant, maar juist een businesspartner.”
‘Na mijn uitleg pakte hij de telefoon en regelde het’
“In een van mijn jaarboeken op de middelbare school stond dat ik later korpschef van de politie wilde worden in Rotterdam, waar ik vandaan kom. Ik heb daar ook gesolliciteerd, maar werd toen niet aangenomen. Eén van mijn zussen zei dat ze ook een soort politie bij ‘de soldaten’ hadden. Zo kwam ik in 1997 als onderofficier terecht bij de Koninklijke Marechaussee. Mijn eerste functie – in Heerlen, op de grens van drie landen leek me wel spannend – duurde tot 2001. Daarna zocht ik een nieuwe uitdaging. Zo kwam ik bij de luchtmacht als tactical officer bij de HAWK-luchtverdedigingsraketten bij de Groep Geleide Wapens op De Peel. Met een verkorte KMA-opleiding, want ik dacht ‘dat gaan we dus mooi in een jaar fixen en dan weer lekker verder werken’. Interessant is dat instructeurs mij destijds al een carrièreswitch adviseerden: ‘Volgens ons pas je veel beter binnen de grondoperatieën, iemand die met een peloton bewakers op pad gaat.’”
“Ik had gekozen voor de HAWK en dat ging ik afmaken ook. Maar na afronding keek ik zo eens rond, zag toen jongens met de Stinger in pelotonsverband werken en dacht: dat vind ik eigenlijk veel leuker. Dus de instructeurs hadden gelijk! Voor de plotselinge verandering moest ik wel even bij de gouverneur van de KMA komen om uitleg te geven. Hij kende me niet persoonlijk, maar na mijn verhaal pakte hij de telefoon en regelde het. Die instelling heb ik in mijn verdere carrière meegenomen: niet lullen, maar poetsen. Soms moet je accepteren dat iets niet gaat zoals je wilt en dan is het gewoon goed om een knoop door te hakken.”
‘Realistisch blijven: vroeger had ik geen invloed, nu wél’
“Het niveau waarop ik nu werk, is nieuw voor mij. Ik moet overeenstemming bereiken met verschillende opco’s en defensieonderdelen over hoe zo’n nieuw HR-model in de praktijk gaat werken. Hoe gaan we dat opschrijven en reglementeren. Ik kan niet meer – wat ik tot nu wel deed – voor eigen parochie preken. Ik spreek nu over het hele HR-domein, dus moet rekening houden met collega-opco’s. En dat is best een complexe materie.”
“Het project beoogt verandering, vooral om een betere personele gereedheid te realiseren. Maar verandering is vanzelfsprekend niet de meest favoriete bezigheid van mensen. Men wil graag vasthouden aan het oude, het bekende. Het is niet ingesleten dat verandering ook verbetering kan zijn. Ik leer daar zelf ook weer van. De methodes die ik heel lang heb kunnen hanteren, blijken ook niet altijd de juiste. Ik zit nu wel in een fase waarin technisch en ook op persoonlijk vlak een boel te leren is. Ik heb redelijk invloed op de toekomst van het HR-model: de inrichting, de mens centraal zetten en de commandant zijn kracht teruggeven. Maar ik ben niet de enige die iets bepaalt. Je moet wel realistisch blijven: vroeger had ik geen invloed, nu wél. En dát vind ik al heel wat.”
“Voor mezelf wil ik graag invloed houden op wat ik doe, en daarin beter worden. Dat geeft zingeving aan je werk. Ik wil bijvoorbeeld meer kennis opdoen binnen het HR-domein, juist omdat het buiten mijn comfortzone is. Kijken of ik daar ook goed in kan worden en kan zorgen voor resultaat. Met als doel in een verbeterde organisatie verder kunnen. Uiteindelijk wil ik wel weer ergens op de werkvloer terechtkomen. Waar ze me nodig hebben. Misschien wel als chef-staf of ergens bij opleidingen. Daar moeten de zaadjes geplant worden.”
‘Mijn kenmerk: tevreden met hoe we leven’
“De droom van mijn vrouw en mij is tijdig met pensioen gaan en dan emigreren, waarschijnlijk naar een mediterraan land. Maar ik ben nu vooral heel tevreden met mijn gezin, de bezigheden rondom het huis in combinatie met het werk. Dat is wel mijn kenmerk: tevreden met hoe we leven. Als ik dat uitleg aan anderen vinden ze dat wel eens gek. Ik niet. Ik zit gewoon vol aan het einde van de dag.”
“We wonen wat landelijk. Mijn hobby is buiten alles op orde houden; het is een noodzakelijk iets wat ik graag doe. De paarden zijn vooral de hobby van mijn vrouw en dochter, maar inmiddels is het voor ons allemaal een manier van leven. Verzorgen doen we met z’n drieën. In de zomer vind ik het lekker om te zwemmen en het hele jaar door kook ik graag.
Lokale politiek vind ik heel interessant. Daar wil ik nog wat actiefs in doen om maatschappelijk wat toe te voegen. Zo ben ik ook penningmeester van het veteranenontmoetingscentrum in Bergen op Zoom. Het moet betekenis hebben wat ik doe, anders vind ik het zonde van mijn tijd.”