Tekst kapitein Bianca Brasser
Foto sergeant-majoor Maartje Roos

'Zorg voor goede begeleiding op de werkvloer’

x
Leestijd: 6 minuten

Hij is de stem van ruim 3800 onderofficieren: de luchtmachtadjudant. Na vierenhalf jaar droeg deze maand (toen nog) adjudant Peter Massop de functie over aan adjudant Terry Venhovens. Aan hem de taak om de collega’s ‘in Breda’ een koers te laten varen in het voordeel van de onderofficier.

Terry Venhovens (52), nieuwe luchtmachtadjudant
Omschrijft zichzelf als: empathisch, resultaatgericht, kuitenbijter; ‘Vroeger werd ik met voetbal pitbull Terry genoemd. Ik laat niet snel los’
Thuisfront: vrouw, een zoon en dochter
Woonplaats: Nijmegen

Peter Massop (55), vorige luchtmachtadjudant
Omschrijft zichzelf als: mensenmens, bruggenbouwer, verbinder en gedreven
Thuisfront: vrouw, een zoon en dochter, twee schoondochters en twee kleinkinderen
Woonplaats: Hoogland

‘Ik was zeker in staat de generaal te overtuigen’

Wat gebeurt er als er geen luchtmachtadjudant zou zijn?

Massop: “Nou, de wereld stort niet in. Veranderingen in de toren gaan gewoon door. En op de onderdelen zal het niet direct opvallen. Maar de werkvloer heeft dan geen stem meer bij de hogere luchtmachtleiding. En andersom weet die niet wat voor uitwerking de plannen hebben op de werkvloer. De luchtmachtadjudant is de oren en ogen van de Commandant Luchtstrijdkrachten (C-LSK). Ik had een belangrijke adviserende rol. En ja, ik was zeker in staat de generaal te overtuigen als hij op een spoor zat waarvan ik dacht: dit is niet goed voor de onderofficieren.”

Peter Massop bracht als luchtmachtadjudant honderden bezoeken aan ‘de werkvloer’. Zoals aan de Patriot-eenheid tijdens een oefening in de Marnewaard (foto links). Foto: uit privécollectie Massop.

Hoe weten jullie wat er speelt bij duizenden onderofficieren?

Massop: “De kracht van de luchtmachtadjudant zit in werkbezoeken. Ik vang andere dingen op dan de C-LSK. Hij is een generaal. Ik ben een onderofficier. Dat maakt het voor veel collega’s makkelijker om te praten. Ik spreek dezelfde taal. Stond ook met de poten in de klei. En datzelfde geldt nu voor Terry.” 

Venhovens: “De luchtmachtadjudant heeft ook een belangrijk netwerk. Stafadjudanten en squadronadjudanten op de onderdelen steken hun voelsprieten uit. Ik doe hetzelfde in Den Haag op het hogere dek. We voeden elkaar met informatie. Mijn vorige functie was stafadjudant bij het Air Combat Command (ACC). Een gevoel van onrust legde ik bij Peter neer, die dit op zijn beurt weer hogerop bracht. Nu ben ik die laatste schakel.”

Terry Venhovens komt in 1991 op als soldaat op de Luchtmacht Instructie en Militaire Opleidingen School (LIMOS) en gaat daarna aan de slag binnen de luchtmacht beveiliging. Hij wordt groepscommandant en plaatsvervangend pelotonscommandant. Daarna volgen de functies squadronsergeant-majoor, squadronadjudant en stafadjudant op achtereenvolgens Vliegbases Gilze-Rijen en Woensdrecht en op de Staf CLSK. In februari dit jaar wordt hij tijdelijk stafadjudant AOCS Nieuw Milligen. In de zomer verandert deze functie in eerste stafadjudant Air Combat Command als het commando officieel het levenslicht ziet. Sinds 7 december is Venhovens luchtmachtadjudant.

‘We vragen om een gedragsverandering van het personeel’

Waar maken onderofficieren zich op dit moment zorgen om?

Massop: “De transitie naar de 5e Generatie Luchtmacht zorgt op de werkvloer voor veranderingen. Een andere manier van werken. Ik zeg vaak voor de grap: ‘we hebben vijf generaties binnen de luchtmacht’. Met name voor de collega’s die al langere tijd bij ons werken, is de verandering wennen.”

Venhovens: “We vragen om een gedragsverandering van het personeel. Meer flexibiliteit, oplossingsgerichtheid en eigenaarschap. Niet meer direct naar een hoger geplaatste kijken, maar meer zelf doen.”

Massop: “De transitie werkt door in praktische dingen op de werkvloer. Iemand was bijvoorbeeld gewend dat een functionaris die hij of zij nodig heeft voor de uitvoering van het werk, dichtbij zat. Maar zat deze eerst op Vliegbasis Volkel, dan kan hij nu verhuisd zijn naar Nieuw Milligen. Van drie luchtmachtonderdelen is één command gemaakt. Er is nu ook nog maar één stafadjudant per command. Het contact met de werkvloer wordt minder en daar maak ik mij best wel zorgen om. Kijk eens naar de manier waarop informatie wordt gedeeld: de oudere generatie was gewend dat als er iets te melden was, de commandant een werkorder op de gang hing. Wil je nu informatie? Dan moet je vaak actief zelf iets doen. Bijvoorbeeld naar zeepkistsessies gaan. Of zoeken op intranet.”

Is de transitie dan vooral een uitdaging voor onderofficieren?

Venhovens: “Een officier heeft een eigen laptop, iPad en vaak een kantoor en een netwerk. Informatie over veranderingen en het belang daarvan bereikt hen daardoor makkelijker. Onderofficieren hebben dit niet, waardoor informatie minder makkelijk bij hen komt.”

Massop: “Een officier denkt in processen. Onderofficieren zijn bezig met de uitvoering en lopen tegen andere, vaak praktische, dingen aan.”

Peter Massop komt in 1985 op als dienstplichtig soldaat in de functie van kok. Dertig jaar lang blijft hij actief in de horeca. Op het laatst als manager van drie Paresto-locaties. Na zijn uitzending naar Mali in 2014 heeft hij het gevoel alles gedaan te hebben op horecagebied. Van 2015 tot 2018 is hij stafadjudant op AOCS Nieuw Milligen. In 2018 wordt hij luchtmachtadjudant. Deze maand komt hieraan een einde. Maar Massop blijft zich inzetten voor anderen: hij gaat aan de slag als coördinator Veteranen en Postactieven. Hij is hiervoor bevorderd tot kapitein.

‘Er is nog weinig animo voor de Ontwikkellijn Onderofficieren’

Adjudant Venhovens: Wat zijn uw speerpunten voor de komende jaren?

Venhovens: “Goede opleidingen en goede begeleiding op de werkvloer. Ik ga de Ontwikkellijn Onderofficeren meer onder de aandacht brengen. Deze is nodig om bevorderd te worden naar sergeant 1, sergeant-majoor of adjudant. Ik wil onderofficieren helpen de drempel over te stappen en de opleiding te doen. Ook al heb je nog geen nieuwe functie voor ogen. Je werkt aan je toekomst. Het gaat vooral over leidinggeven en jezelf ontwikkelen. Peter was betrokken bij het herschrijven van deze opleiding en sinds januari vorig jaar wordt de huidige vorm aangeboden. Het kost iemand gemiddeld honderd uur die je flexibel kan indelen, want vrijwel alles is digitaal te doen. Voorheen moest iemand drie, vier weken naar de KMSL. Maar die druk is er af. Toch is er nog weinig animo voor.”

Massop: “Dat heeft deels te maken met corona, maar ook met het gemis aan motivatie op dit moment. Heb je de ontwikkellijn niet gevolgd, dan kan je mogelijk niet bevorderd worden en dus straks niet de functie doen die je misschien voor ogen had. Alleen dat gevolg lijkt nog niet doorgedrongen op de werkvloer. Mensen zitten voor drie jaar op functie, de opleiding in deze vorm bestaat nu bijna twee jaar, dus we vrezen dat het straks pijn gaat doen als collega’s niet kunnen doorgroeien.”
 
Venhovens: “De druk op de werkvloer is hoog. Veel onderofficieren zijn daarom niet bezig met opleidingen voor de toekomst. Ze zien nu even niet waarom het nodig is. ‘Laat mij maar mijn werk doen’, hoor ik dan. Maar het is belangrijk voor iemands ontwikkeling en doorgroeimogelijkheden. Er zijn nu ook standaardbrieven te downloaden waarmee iemand zijn of haar commandant kan vragen om te studeren en hiervoor bijvoorbeeld elke vrijdagmiddag vier uurtjes ‘vrij’ te krijgen. Ik wil onderofficeren het duwtje in de rug geven om dit op te pakken. En ik wil leidinggevenden stimuleren om de werkvloer te motiveren. In de toekomst heeft iedereen hier plezier van.”

‘Een jonge officier wordt losgelaten op de werkvloer, maar is hier niet altijd klaar voor’

U heeft het ook over goede begeleiding op de werkvloer, waaraan schort het nu?

Venhovens: “Het is fijn als iemand die net op een onderdeel komt een begeleider krijgt toegewezen. Iemand die hem of haar op weg helpt. Dan zorg je goed voor je personeel. En dat hoeft niet zoveel te kosten hè. Kijk, als je op een werkvloer van veertig man, twee of drie mensen aanwijst die nieuw personeel opvangen en begeleiden, dan ben je er al. Die begeleiders kan je een cursus laten doen, praktijkleermeester bijvoorbeeld. Die duurt vijf dagen. Waar hebben we het over? Goede begeleiding vind ik ook belangrijk voor officieren. Een jonge officier wordt nu losgelaten op de werkvloer en krijgt een grote eenheid onder zich. Ik krijg signalen dat een officier hiervoor niet altijd klaar is. En daar hebben onderofficieren dan weer last van.”

 

Op 7 december werd het functiekoord bij adjudant Massop afgenomen en omgehangen bij adjudant Venhovens. Hiermee heeft de luchtmacht officieel een nieuwe luchtmachtadjudant.