Tekst generaal-majoor Elanor Boekholt-O’Sullivan
Foto Paul Tolenaar

70 jaar vrouwen in dienst

Eigenlijk is het best gek om nadrukkelijk stil te staan bij vrouwen binnen de luchtmacht. De wereldbevolking bestaat tenslotte voor vijftig procent uit vrouwen. We hebben allemaal meerdere vrouwen in ons leven, niets bijzonders zou je zeggen. Dus waarom is het dan bijzonder genoeg om een jubileum als dit te ‘vieren’?

We doen dit vooral omdat we hartstikke trots zijn op de eerste vrouwelijke militairen die zeventig jaar geleden toetraden tot de luchtmacht en de weg vrijmaakten voor meer diversiteit. In deze Vliegende Hollander beschrijft auteur Johan Kroes die zeven decennia. Maar we doen het ook omdat het percentage vrouwen bij de luchtmacht al jaren op twaalf procent blijft steken en we blijken tot op heden niet succesvol om dat cijfer te laten groeien. We kunnen en moeten op dat vlak echt beter!

‘Om ons werk zo goed mogelijk te kunnen doen, hebben wij mannen én vrouwen nodig’

De discussie over streefcijfers doet (onze) vrouwen geen recht. Het maakt een wezenlijk iets tot een platte discussie over cijfertjes. Eerlijk versus oneerlijk. Dat terwijl de discussie zou moeten gaan over wat nodig is om ons werk zo goed mogelijk samen te kunnen doen. En daar ligt voor mij de kern: om ons werk zo goed mogelijk te kunnen doen, hebben wij mannen én vrouwen nodig.

Niet omdat het beter is voor het team (wat wel zo is);
Niet omdat we dan meer een afspiegeling zijn van de maatschappij (wat wel zo is);
Niet omdat we onze vacatures zo beter kunnen vullen (wat wel zo is);
Niet omdat de SG en CDS het belangrijk vinden (wat wel zo is)…

We hebben mannen en vrouwen simpelweg nodig, omdat wij wereldwijd beschermen wat ons dierbaar is. Omdat we dat meestal buiten het ons vertrouwde Nederland doen, heb je verstand nodig van de lokale gebruiken, de cultuur, de mens. Daarvoor moet je de taal, gebruiken en manieren van mannen én vrouwen kennen. Alleen dan kunnen wij echt verbinden en succesvol zijn in onze missies. Alleen dan blijven wij ook relevant in onze eigen samenleving waar diversiteit in alle vormen bestaat en zich zal blijven ontwikkelen. Mannen en vrouwen, wij dus, brengen kleur in onze organisatie door wie we zijn, waar we vandaan komen, wat we hebben meegemaakt, wat ons heeft gevormd. Iedereen brengt kleur in door dat beetje ‘anders’, dat is ook wat we toevoegen aan het team.

‘We moeten ook realistisch zijn’

Tegelijk moeten we ook realistisch zijn. In Nederland zijn, in tegenstelling tot Italië, weinig vliegtuigmonteurs; dus wat niet op de markt beschikbaar is, kun je ook niet aanstellen. In Nederland zijn nu, in tegenstelling tot de VS, geen vrouwelijke jachtvliegers. In Nederland zijn, in tegenstelling tot de rest van Europa, veel minder fulltime werkende vrouwen. Kortom, het begint met te behouden wat behouden wil worden. Dat vraagt dat we vrouwen carrièreperspectief bieden zoals we dat ook aan onze mannelijke collega’s (moeten) bieden. We moeten talentvolle vrouwelijke collega’s, die vanwege bijvoorbeeld arbeid en zorg zijn weggegaan, enthousiasmeren terug te keren. En wel op een moment dat dit voor hen weer past. Soms vereist dat een duwtje in de rug. Omdat niet iedereen even uitgesproken is, even goed weet wat zij wil, het vertrouwen nog ontbreekt of vanwege de angst als ‘Excuus Truus’ te worden weggezet. En als dat een streefcijfer nodig heeft, dan is dat maar even zo.

‘Wat zou het mooi zijn als dit het laatste voorwoord is met vrouwen als thema’

Het zou mij heel wat waard zijn als percentages mannen en vrouwen bij de luchtmacht geen onderwerp zouden hoeven zijn, omdat we een gezonde balans hebben weten te bereiken en behouden. Wat zou het mooi zijn als dit het laatste voorwoord is met vrouwen als thema. Als we dat bereiken dan is dat een mooi succes voor ons allen. Want alleen samen kunnen we een inclusievere luchtmacht bereiken.


Generaal-majoor Elanor Boekholt-O’Sullivan
Plaatsvervangend Commandant Luchtstrijdkrachten