Dit artikel hoort bij: de Vliegende Hollander 05 | 2019
‘Ik heb ontzettend veel geluk gehad’
Laatste jachtvlieger uit mei 1940 Jan Linzel overleden
“Weer lukt het me om recht achter de kist te komen en ik schiet alles wat ik nog heb erop leeg. Als de Heinkel-bommenwerper iets uit de formatie zwenkt, krijg ik een reuzenklap tegen mijn linker dijbeen. Ik ben door een kogel getroffen. Wie hem op me heeft afgevuurd, weet ik niet. De lucht zit vol met Duitse toestellen en die hebben mij natuurlijk bezig gezien. Tijd om hierover na te denken heb ik trouwens niet. Het bloed spat door de cockpit…”
Dit is de beschrijving van Meivlieger reservesergeant Jan Linzel. Op 10 mei 1940 neemt hij het in zijn Fokker D.XXI op tegen de Duitse overmacht die Nederland overrompelt. Afgelopen Bevrijdingsdag, hoe bizar, overlijdt hij in zijn woonplaats Glengarriff in Ierland waar hij in december nog zijn 103e verjaardag vierde.
‘Er was geen verlichting in de Fokker D-XXI – te duur!’
Als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt is Linzel geplaatst bij 1e Vlieg Afdeling van het 2e Regiment. Nog haast midden in de nacht staat hij paraat op vliegveld Ypenburg. Het vervolg van zijn relaas: “Er is veel vliegactiviteit in de lucht. We zullen vast wel wat te doen krijgen”, geeft zijn commandant Boy Ruijs de Perez rond 01.30 uur aan. “Ik ben met parachute en al in mijn toestel, de 215, geklommen. Het enige abnormale was dat we nog niet eerder allemaal zo vroeg hadden klaar gestaan. Er was geen verlichting in de Fokker D-XXI en het had een beperkt vlieginstrumentarium. Te duur!”
‘We zien een grote formatie Heinkels – ik denk: het zijn er echter héél veel’
“De Duitse toestellen blijken inmiddels boven de Noordzee gedraaid en vliegen zo vanuit het westen op de Nederlandse vliegvelden aan. Om 3.55 uur begint de sirene te huilen. Achter elkaar startten de 3 secties. We zien meteen hoe een grote formatie Heinkels in noordoostelijke richting vliegt. Ik denk: het zijn er echter héél veel. Tot mijn verbazing valt mijn leider Govert Steen niet aan maar hij keert terug naar het veld. Ik volg hem onmiddellijk, want ik heb al eerder 6 dagen licht arrest gehad omdat ik de leider niet had gevolgd. Ik parkeer mijn kist naast die van Steen. Hij is er al uit gesprongen en komt op mij afgerend. ‘Doen jouw mitrailleurs het?’ Weet ik niet! ‘Laat mij ze eens proberen. Die van mij doen het niet!’ Ik stap uit de 215 en hij kruipt erin. Hij probeert de mitrailleurs en zegt: ‘Ik neem deze. Neem jij die van mij maar!’ Dat is niet leuk, maar wat moet je anders als onbenullig sergeantje?”
“Ik ren naar zijn 246 en klim er in. De grondstaf heeft inmiddels ontdekt dat de luchtflessen van deze kist dicht zaten. De mitrailleurs werken op luchtdruk. Nu blijkt ook nog dat Steen met mijn parachute is vertrokken. Gelukkig hebben we ongeveer hetzelfde postuur en zijn valscherm past ook mij. Ik gesp mijn riemen vast.
‘Plotseling begint het bommen te regenen. Ze vallen op 150 tot 500 meter afstand’
Op dat moment, terwijl de grondstaf juist de motor wil starten, nadert vanuit het zuidwesten een grote formatie Heinkels. Ik meen er 36 te tellen. Plotseling is er overal gefluit en begint het bommen te regenen. Ze vallen op het veld, in lange rijen voor mij langs, op 150 tot 500 meter afstand. De jongens van de grondploeg zijn verdwenen. Eén zit er in een rioolbuis, een ander ligt onder een auto. In mijn riemen gesnoerd zit ik in mijn toestel en houd in de gaten hoe de bommen vallen. Ik zie dat in de richting Delft nog een schadevrije strook ligt en besef voor het eerst: dit is dus oorlog!”
‘Eén bom schijnt terechtgekomen te zijn precies waar ik net nog stond’
“Een paar lui komen aanrennen en slingeren de motor aan. Uit het zuidwesten nadert inmiddels weer een formatie Heinkels. De jongens gebaren en roepen: ‘Sla ze op d’r sodemieter sergeant!’ Nu start ik in de richting die nog vrij is van bomtrechters en achter mij weerklinkt een kakafonie van ontploffingen. De tweede groep Heinkels gooit zijn lading uit over de gebouwen en de hangaars. Later pas verneem ik dat een paar van de jongens die mij heeft weggeholpen daarbij omgekomen is. Eén bom schijnt terechtgekomen te zijn precies op de plaats waar ik even tevoren nog stond.
Ik blijf doorklimmen tot 3.000 meter. Ik ben puur alleen. Dan komt er van rechts naar links, iets hoger, een toestel voor mij langs gevlogen. Zo’n vliegtuig heb ik nog nooit gezien!”
‘Ik geef een vuurstoot – meteen schiet een felle paarsachtige vlam uit de rechter motor’
“Ik maak een snelle klimmende bocht naar links en kom achter hem te zitten. Het is een Messerschmitt BF110, die rustig blijft doorvliegen. Ik snap nu nog niet dat die lui mij niet hebben gezien. Vermoedelijk zijn ze zo van hun overmacht en van zichzelf overtuigd, dat ze geen tegenstand verwachten. Er vlak achter zittend, geef ik een vuurstoot. Meteen schiet een felle paarsachtige vlam uit de rechter motor en zwarte rook. De Messerschmitt duikt naar beneden en maakt een buiklanding in een weiland. In een flits zie ik alleen nog maar dikke zwarte rook. Ik klim weer naar zo’n 3.000 meter en zie een formatie Heinkels over het Westland bij Delft in de richting Den Haag vliegen. Het is ongeveer half 5. Ik val het toestel aan dat rechtsachter vliegt. Weer lukt het me om er recht achter te komen en ik schiet alles wat ik nog heb op die kist leeg, totdat...”
‘Ik trek de parachute open – dan wordt alles zwart voor de ogen en ben ik bewusteloos’
“…ik ben door een kogel in mijn dijbeen getroffen. Onmiddellijk dringt het tot me door dat dit niet zo best is en ik voel me al dadelijk wat licht worden in mijn hoofd. Mijn enige gedachte is: ik moet er zo snel mogelijk uit! Ik heb de kap er afgegooid, mijn riemen ontkoppeld, me opgetrokken aan het handvat dat boven aan de voorruit zit en me vervolgens aan de rand van de kist gewurmd. Vanaf dat randje laat ik me achterovervallen. Mijn voeten strijken langs de horizontale stabilo. Ik wacht even, ongeveer 3 tellen, en trek vervolgens de parachute open. Een enorme ruk en daar hang ik doodstil in de lucht. Dan wordt alles zwart voor de ogen en ben ik bewusteloos. Een poosje later kom ik even bij en merk dat ik nog steeds in de lucht hang. Ik zie branden op Ypenburg. Veel rook. Bloed drupt langs mijn been en valt naar beneden. Opnieuw wordt alles zwart. Dan... een enorme dreun.”
‘Ik had al die kisten wel uit de lucht willen schieten, maar wat doe je met 4 mitrailleurtjes en een handvol patronen?’
“Ik kom bij mijn positieven. Ik lig in een weiland. Ik probeer te gaan staan maar dan begint alles te draaien en ga dus maar weer liggen. Het is 4.35 uur Amsterdamse tijd. De linkerkant van mijn dij ziet er niet zo goed uit. Er liggen stukjes spierweefsel op de stof van mijn broek. De kogel is in mijn been geëxplodeerd. Gelukkig is het bot nog heel. Ik dacht eigenlijk aan niets. Ik was erg kwaad over het feit dat we plotseling zo smerig waren overvallen. Ik had al die Duitse kisten wel uit de lucht willen schieten, maar wat doe je alleen in een kistje met 4 mitrailleurtjes en een handvol patronen? Dan komt plotseling een hele sliert Junkers 52 transportvliegtuigen over me heen gedenderd. Ik voel me verschrikkelijk machteloos. Ik lig daar maar en kan niets doen. Ik zie mensen lopen en zwaai en roep naar hen. Ze zien me niet, althans reageren niet. Ook blaas ik op een fluitje. Het helpt me geen zier. Zijn die lui blind? Zijn ze doof? Hoe zit dat?”
‘We dachten dat u een Duitse parachutist was – Ik ben zo Hollands als die koeien daar!’
“Boven Den Haag zie ik dat een Heinkel, die op ongeveer 1.000 meter hoogte vliegt, een voltreffer van het afweergeschut krijgt en als een steen naar beneden komt. Weer raak ik van de kaart. Tussen de flauwtes door blijf ik op dat vliegersfluitje blazen. Dan komen, het is dan goed 7 uur, eindelijk enkele mensen in mijn richting lopen. Op 100 meter van mij vandaan stoppen ze, kijkend... speurend. Zijn ze bang? Het groepje komt schoorvoetend naderbij. “Ja”, zegt de oude man, “we dachten dat u een Duitse parachutist was.” “Ik ben zo Hollands als die koeien daar! Help me alsjeblieft! Ik ben uit de lucht geschoten, gewond en kan niet lopen.” “Hoe moeten we u hier weg krijgen?” “Op een ladder!” Ze dragen me 1 van de huisjes binnen. Het duurt niet lang of de oude baas komt terug met 2 Rode Kruissoldaten. Ze bestuderen mijn beenwond, verbinden mij vakkundig en overleggen hoe ze me zullen vervoeren.”
‘Tut uns Leid, aber Krieg ist Krieg’
“Dan komen plotseling 2 Duitse parachutisten de kamer binnen. Ze hadden machinepistolen in de aanslag. Ze vragen vriendelijk: ‘Was ist hier los?’ Bin abgeschossen, zeg ik. ‘Tut uns Leid. Ist’s schlimm?’ Es geht ja, ich kann nicht laufen. ‘Na..., ja... Krieg ist Krieg. Tut uns wirklich Leid. Auf Wiedersehen!’ Ze zijn nog geen 10 minuten weg of daar komen weer 2 parachutisten binnen. Hetzelfde ritueel voltrekt zich. Ook nu krijgt de Rode Kruissoldaat opdracht mij goed te verzorgen. Ze gaan weg, wederom allervriendelijkst. ‘Tut uns Leid, aber Krieg ist Krieg. Wiedersehen!’ Dit zijn de eerste en ook de laatste Duitsers die ik deze dag zie.”
Voor zijn inzet in WO II krijgt Linzel 4 Britse eretekens, het Nederlandse Oorlogsherinneringskruis met 2 gespen, het Kruis van Verdienste en het Vliegerkruis. Vanaf begin jaren 50 is hij als majoor vuurleidingsofficier op de Cornfield schietrange op Vlieland, tot zijn eervol ontslag in 1973.
Met het overlijden van Linzel is de laatste jachtvlieger uit de meidagen van 1940 heengegaan. De laatste Meivlieger nu nog in leven is de 100-jarige kapitein b.d. Hans Hellendoorn, destijds waarnemer op de Fokker C.V.
Met veel dank aan uitgeverij Geromy is dit persoonlijk relaas overgenomen uit het boek ‘Oorlogsvlieger Jan Linzel’ van auteur Jan Houter, met ISBN 9789081893633. Het boek is te bestellen via www.geromybv.nl. Dezelfde passage staat ook in het boek Mei-Vliegers van auteur Peter Gerritse dat nog op de tweehandsmarkt verkrijgbaar is.
Tekst: Arno Marchand
Foto’s: uit collectie Nederlands Instituut voor Militaire Historie