01

Dit artikel hoort bij: de Vliegende Hollander 05 | 2019

Column Luchtmachtadjudant

Een andere Vliegende Hollander dan gebruikelijk, namelijk een special over opleidingen op de Koninklijke Militaire School Luchtmacht (KMSL) op Vliegbasis Woensdrecht. Daar is nogal wat veranderd de laatste tijd en meer veranderingen komen nog. Hoe dat eruit ziet, leest u in deze editie. Met daarin als eeste een aangepaste column. Deze keer niet van de Commandant Luchtstrijdkrachten, maar van Luchtmachtadjudant Peter Massop.

“Het afgelopen jaar is de initiële militaire opleiding en de doorlopende leerlijn van de KMSL nadrukkelijk onder de aandacht geweest. Daarnaast was er veel aandacht voor de ontwikkeling van de type-training F-35 en ontwikkeling van het Defensie Expertise Centrum Diensthonden.

Over de initiële militaire opleiding heb ik mijn zorgen uitgesproken als het gaat om de duur. In het verleden bestond de MBOL voor de onderofficier uit 20 weken, waarvan 4 weken Basis Opleiding tot Onderofficier (BOOK). Daarnaast waren er diverse gastlessen, zoals aandacht voor de gedragscode, fundamentele voorlichting, militair recht en ceremonieel en exercitie, maar ook kleden bij het KPU-bedrijf en voorlichting over DIDO. Deze gastlessen en activiteiten worden nu – in een andere vorm – in 2 weken tijdens de ‘on-boarding’ verzorgd. De basis militaire opleiding, conform de A-700-1 is nu 9 weken geworden, gelijk voor zowel korporaals als onderofficieren.

In het verleden dachten we dat we mensen in een 20-weekse periode konden vormen, maar niets is minder waar. Uit onderzoek van de laatste decennia blijkt dat de menselijke ontwikkeling een continu proces is dat doorloopt tijdens de gehele levensloop. Tot op hoge leeftijd veranderen mensen lichamelijk, cognitief, in hun gevoelsleven en in hun sociale gedrag. ‘Vormen’ betreft dus niet alleen de ontwikkeling van een mens in bepaalde fases maar speelt het hele leven een rol. Dit inzicht is één van de redenen om te kiezen voor een levensloopbenadering bij militaire vorming. Reden genoeg om de opleiding dus anders in te richten.

De keuze voor het verkorten van de opleiding ligt ook deels in de verwachte aantallen vanuit de aanstellingsopdracht. Meer collega’s op de werkvloer vraagt een snellere manier van opleiden is de boodschap die men daarbij uitzendt. Iets waar ik toch mijn twijfels over heb en voorzichtig ben om dat te onderstrepen. Zeker als ik kijk naar de eerste opkomst in deze nieuw ingeslagen tijdelijke oplossing. Er moet wel een goede aansluiting op de vaktechnische opleiding en daarna begeleiding op de werkvloer zijn. Wel zie ik een voordeel dat er meer opleidingscapaciteit is, 4 keer per jaar, minder wachttijd voor leerlingen en dat het meer een gezamenlijke verantwoordelijkheid is om onze nieuwe collega’s te opleiden en vormen.

Dat we iets moeten doen en uitproberen is voor mij duidelijk. Belangrijk onderdeel hierbij is wel, dat er geen relatie kan zijn tussen het tijdelijk verkorten van de initiële opleiding en de doorontwikkeling van de OOK-lijn. Daarbij moeten we geen onomkeerbare besluiten nemen en na een jaar een evaluatie beleggen om te kijken of we op de goede weg zitten. Samen moeten we zorgdragen voor een veilige leeromgeving, zowel tijdens de opleiding als tijdens de eerste plaatsing van de nieuwe collega op zijn of haar onderdeel.

Daarnaast hebben we voor de wat oudere en meer ervaren collega onderofficier de doorlopende leerlijn, de OOK-lijn. Ook deze opleidingen waren toe aan een doorontwikkeling, iets waar de KMSL de afgelopen maanden hard aan heeft gewerkt. Stapje voor stapje worden deze opleidingen in opdracht van C-KMSL aan de hand van een Project Initiatie Document of PID herschreven. Dat doet men kijkend naar het ‘Beleid voor de Onderofficier CLSK’, het kwalificatieprofiel van de onderofficier en vastgestelde kaders. Na het ontwikkelen, zijn de BOOK, VOOK, MOOK en HOOK vervangen door de Basis Vorming voor Onderofficieren (BVO) en de Middelbare Vorming voor Onderofficieren (MVO). Eerst een pilot, evaluatie en bijstellen om daarna in een nieuw jasje weer gepresenteerd en aangezet te worden voor de onderofficier. Het vraagt nog wel wat geduld.

Waar we wel mee aan de slag moeten is de veranderende rol van de sergeant-majoor en adjudant onderofficier zoals we zelf omschreven hebben in ons eigen ‘Beleid voor de Onderofficier CLSK’ (zie daarvoor hoofdstuk 5.1.3 ‘bewakend niveau SM’ en 5.1.4 ‘adviserend niveau Aoo’, red.). Hierin staan duidelijk de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden omschreven met betrekking tot loopbaan- en talentontwikkeling voor onze onderofficieren; de grootste zorg als het gaat om vertrek van ons personeel. Kortom; uitproberen, bijstellen en weer opnieuw proberen?”