07

Dit artikel hoort bij: de Vliegende Hollander 07-08 | 2017

Vacuümoven bespaart retourtjes Amerika

De kracht zit in het formaat

De ingang van de loods van het 981 Squadron Componentenonderhoud in Woensdrecht had niet 5 centimeter smaller moeten zijn. Het was passen en meten, maar inmiddels staat-ie te glimmen op zijn plek; de nieuwe vacuümoven van de luchtmacht. Het is een flinke. Zeker 5 keer groter dan zijn kleine broertje die er nu wat karig naast afsteekt. Het formaat van de nieuwste aanwinst is ook meteen zijn sterkste punt. Met gemak past hier een F-16-uitlaat in. En dat scheelt heel wat onderhoudsretourtjes naar Amerika.

In delen arriveerde de vacuümoven 3 maanden geleden op Woensdrecht. De grootste stukken pasten maar net door de ingang. Foto’s: sergeant 1 Joyce Rutjes.

Een ingewikkeld afkoelproces volgt en na ongeveer 8 uur hebben we weer een homogene structuur

Nog een paar laatste testen te gaan en dan is de vacuümoven up and running. In een rij staan al 10 uitlaatpijpen van F-16’s, zogenoemde liners, klaar voor een warmtebehandeling. Dat is nodig om de structuur van het materiaal weer neutraal te krijgen, legt Raymond Stander uit, eerste technicus warmtebehandeling lasserij en plasmaspray. Hij vervolgt: “Als een F-16 opstijgt en de vliegers gebruiken de naverbrander, dan gaat de vlam door de liner en die wordt dus extreem heet. Het materiaal zet uit en krimpt daarna weer. Hierdoor worden sommige plekken zeer kwetsbaar. Als wij vervolgens voor onderhoud delen moeten lassen, is de kans groot op scheuren.” Om dat te voorkomen moet de hele liner eerst ‘geneutraliseerd’ worden en dat gebeurt door verhitting in een oven.

De vlam van de naverbrander geeft enorm veel hitte. Dat is wat de liner, het binnenwerk van de uitlaat, kwetsbaar maakt. Foto’s: Evert-Jan Daniels en sergeant Sjoerd Hilckmann

Vacuüm

Een vacuümoven om precies te zijn, want als materiaal extreem heet wordt, kan door zuurstof een ongewenste reactie ontstaan. “Vacuüm zorgt voor een beschermde atmosfeer”, duidt Stander. Hierna stijgt de temperatuur naar ruim 700 graden. “Een ingewikkeld afkoelproces volgt en na ongeveer 8 uur hebben we weer een homogene structuur gecreëerd”, besluit hij.

Een liner van een F100-motor hangt aan de kabels. Stander manoeuvreert het gevaarte zorgvuldig richting de nieuwe vacuümoven.

‘Door ITAR-regelgeving mogen alleen nog speciaal gecertificeerde bedrijven onderhoud aan F-16-componenten uitvoeren.’

Tweede oven

De luchtmacht heeft al een vacuümoven, maar deze is voor kleinere motorcomponenten van helikopters en F-16’s. De liners passen hier niet in. Ooit, zeker meer dan 10 jaar geleden, had het squadron wel een vacuümoven van een soortgelijk formaat als de nieuwe, maar om veiligheidsredenen werd deze afgeschreven, vertelt majoor Tienka van Campenhout, Commandant 981 Squadron. De warmtebehandeling van de liners vond daarna plaats bij een bedrijf in Frankrijk. “Maar door verscherpte Amerikaanse ITAR-regelgeving mogen alleen nog speciaal gecertificeerde bedrijven onderhoud aan F-16 componenten uitvoeren.” Sinds een kleine 2 jaar moeten de liners daarom naar Amerika voor verhitting.

De behoefte voor een nieuwe oven was er al een tijd, stelt Van Campenhout. “Maar zoiets bestel je niet op Bol.com, laat staan dat het de volgende dag binnen is.”

StandardAero

Dat is nu verleden tijd en daar plukt ook het private bedrijf StandardAero de vruchten van. Sinds vorig jaar zijn de onderhoudswerkzaamheden van alle Nederlandse F100-motoren, ofwel de motoren van de F-16, uitbesteed aan deze onderneming. Defensie zorgt voor de infrastructuur en productiehulpmiddelen, maar StandardAero is verantwoordelijk voor het onderhoud en is dus degene die de oven straks gebruikt. “Hiermee boeken we grote tijdwinst”, zegt directeur Fred van Vliet. “Als een liner naar Amerika moet, ben je deze zo 4 weken kwijt. Alleen de transportkosten lopen al snel in de 10.000 euro per exemplaar. En dat keer zo’n 20 liners per jaar. Reken maar uit.”

De vacuümoven in Woensdrecht is op een paar testen na, klaar voor gebruik. De eerste liners kunnen er naar verwachting begin september in.

‘Mooi als er nieuwe private samenwerkingen ontstaan op het Logistiek Centrum Woensdrecht.’

Fred van Vliet, directeur StandardAero.

Europa en F-35

Het mes snijdt uiteraard aan 2 kanten, want in ruil voor het gebruik van de oven door StandardAero, krijgt Defensie lagere onderhoudskosten. Daarnaast profiteert de luchtmacht van een snellere onderhoudscyclus. Minder tijd voor onderhoud, betekent meer vliegtuigen en dus beschikbaar meer kunnen vliegen.

“StandardAero mag de oven ook ‘huren’ voor andere opdrachten”, voegt Van Campenhout toe. “Wij zijn nu de enige in Europa met deze oven. Ik kan me voorstellen dat dit ook interessant is voor andere private partijen voor onderhoud van grote componenten. Het zou mooi zijn als er nieuwe private samenwerkingen ontstaan op het Logistiek Centrum Woensdrecht.”

En dan is daar nog de komst van de F-35. StandardAero heeft het contract voor onderhoud van alle nieuwe F135-motoren binnengesleept. Dat betekent dat mogelijk straks ook alle liners van de F-35 van andere landen hun warmtebehandeling in Woensdrecht ondergaan. Drukke tijden voor de nieuwe oven liggen waarschijnlijk in het verschiet. En daar plukt Defensie dan weer de vruchten van.

Unieke samenwerking

Het project voor de nieuwe vacuümoven werd geleid door kapitein Giel de Steur. Bijzonder, want het is voor het eerst dat een reserveofficier van de luchtmacht is gevraagd voor een project van deze omvang. 2 jaar geleden werd hij aangesteld als projectleider. “Dit is een unieke samenwerking tussen Defensie en externen”, stelt hij. “Een mooi voorbeeld van de adaptieve krijgsmacht.” De kapitein was verantwoordelijk om van niets tot een goedwerkende vacuümoven te komen. “Ik begon met het verzamelen van alle eisen op papier”, blikt hij terug. “Daarna volgde de aanbesteding, die we samen met de landmacht hebben gedaan. Zoiets kost veel tijd. Uiteindelijk heeft een Duits bedrijf de oven speciaal voor ons gebouwd.”

De motor van de F-35 biedt mogelijkheden voor de toekomst van de vacuümoven. Foto: sergeant Sjoerd Hilckmann

Tekst: tweede luitenant Bianca Brasser
Foto’s: sergeant-majoor Gerben van Es