06

Dit artikel hoort bij: de Vliegende Hollander 04 | 2017

Tanker als levensredder

‘Texaco 41’ en NH90 redden gesprongen F-16 vlieger

x
Een gesprongen vlieger heeft bij een lage zeetemperatuur ongeveer tien minuten om goed en wel in zijn dinghy te komen.
Scroll naar beneden voor de video

Mayday! Mayday! Mayday! Boven de Noordzee is een F-16 in de problemen geraakt. De vlieger heeft zich met zijn schietstoel gered. Op verschillende plaatsen gaan alarmbellen af: onder meer op het Air Operations Control Station Nieuw-Milligen, in Den Helder bij het kustwachtcentrum én bij het 860 Squadron op Marinevliegkamp De Kooy. Ook hoog in de lucht wordt een ‘instantie’ gescrambled. Zijn callsign: Texaco 41.

Drijvende kracht achter de recent gehouden SAR/Personal Recovery-oefening kapitein Edward Blaauw loopt na afloop dagenlang rond met een buitengewoon goed gevoel. Sowieso verliep de redding soepel. Maar dat voor het eerst sinds zéér lange tijd een scenario met echte deelnemers werd afgewerkt, maakt hem echt gelukkig. Individueel trainen de betrokken instanties regelmatig de geldende procedures. “Maar met z’n allen – net als in het echt – een vlieger redden, gebeurt eigenlijk nooit”, zegt hij. Met dank aan het European Air Transport Command die de oefening hield als onderdeel van de jaarlijkse European Air Refueling Training. Met in het achterhoofd ervaringen uit het recente verleden zorgt Blaauw met Texaco 41 voor een nieuwtje: inzet van een tanker als reddende engel. Net als de recovery-operatie zelf, is de inzet van de KDC-10 volgens de air-to-air refueling (AAR)-planner een blijver.

De 2 belangrijkste deelnemers: KDC-10 en NH90. Het succes van een redding valt en staat met een innige, gecoördineerde samenwerking tussen de 2 platformen.

Geknipt

Een tanker als levensredder? Vlieger op de KDC-10 majoor Fred Fröhlich knikt lachend ‘ja’. De uitvoerend gezagvoerder legt uit dat bij een SAR-actie altijd een ‘On Scene Commander’ (OSC) is vereist. Die coördineert tussen de drenkeling en de deelnemers aan de reddingsactie. “Voor die rol heb je een toestel nodig dat beschikt over adequate communicatiemiddelen, hoog kan vliegen en een groot uithoudingsvermogen heeft”, geeft hij aan. “De KDC-10 is voor die rol geknipt.” Het toestel vliegt zo hoog dat signalen uit het radiootje van de uitgestapte vlieger onbelemmerd doorkomen. Grondstations, schepen en ook laagvliegende vliegtuigen lukt dat niet, doordat dicht bij het aardoppervlak uitgezonden signalen door de omgeving worden geabsorbeerd. “Daarbij hebben we satellietcommunicatie aan boord. Kleine moeite informatie omtrent de vlieger aan wie dan ook door te zetten. Ook hebben we genoeg brandstof aan boord. Vier, vijf uur blijven hangen? Geen probleem.”

Aan boord van het duikvaartuig Argus treft ‘drenkeling’ sergeant 1 Remco voorbereidingen voor zijn tewaterlating. Personeel van de RHIB zet de instructeur van de Survival Evasion Resistance and Extraction (SERE-) School vervolgens ‘overboord’.

Ongunstig

Hoe de redding verliep? “We hadden de drenkeling vrij snel uitgepeild”, vertelt Fröhlich. "Texaco 41 was net klaar met het bijtanken van enkele deelnemers aan Frisian Flag boven de Noordzee. Toen vroeg het AOCS of we aan de recovery konden meewerken. Een hiervoor aangewezen Franse tanker moest vanwege een technisch probleem terug naar Eindhoven.” Gelukkig had Fröhlich de radiocodes van de deelnemers op zak, anders was het hele feest niet doorgegaan. “Uiteindelijk deden we op verzoek ook de opsporing.” Op het laatste moment viel een gealarmeerde Dornier 228 van de kustwacht uit. “Was hij van de partij geweest, dan hadden we de positie van de drenkeling aan hem overgedragen en waren wij retour Eindhoven gegaan.” 

Hoe gaat de redding met de NH90 in z’n werk? Bekijk het in onderstaande clip:

Met zijn FLIR (Forward Looking InfraRed) is een Dornier goed uitgerust voor een zoekactie op lage hoogte. Fröhlich: “Je moet middelen altijd inzetten waarvoor ze geschikt zijn. Nu moesten wij op 3.000 voet een search-patroon gaan opzetten. Dat doen we niet vaak, maar is met zo’n grote tanker wel hartstikke leuk om te doen.” Tijdens het zoeken liet de gezagvoerder 2 paar ogen extra door de ramen aan de linkerzijde van de cockpit meespeuren. “En na een paar keer rond de Marinehaven Den Helder hadden we de drenkeling te pakken. Voorbij het havenhoofd stak z’n rode dinghy mooi af tegen de grijze zee.”

Eenmaal in contact met de OSC geeft de vlieger in codetaal zijn positie door, callsign, wat er is gebeurd, zijn conditie, enzovoorts. Deze zogenoemde ‘11 liner’ is hét middel om de redding te starten. Contact maken gebeurt op een nood- of op een afgesproken frequentie, om zeker te weten dat niemand meeluistert.

Andere setting

“Je moet deze oefening eigenlijk in een heel andere setting zien”, belicht Edward de achtergrond van de recovery. Het scenario is niet zozeer geschreven met het vredige waterrijke Nederland in gedachten. Veel meer is het geënt op een vijandig gebied van duizenden vierkante kilometers ver weg. Daar waar andere tijd- en ruimtefactoren gelden en het aantal deelnemers groter is. Veel meer dan in de Kop van Noord-Holland bewijst de KDC-10 daar als OSC zijn waarde en is de taakscheiding strikter. Edward: “Nu hielp die kist mee zoeken. Bij het afspeuren van een groter gebied, gelden andere regels, zijn er meer middelen en houdt de bemanning zich alleen bezig met het coördineren van de actie. Desalniettemin toonde de hele opzet onomstotelijk het nut aan van de tanker als reddende engel. Nu maar hopen dat zo’n circus optuigen nooit in het echt nodig zal zijn.”

Na dik een uur dobberen wordt sergeant 1 Remco door een NH90 van ‘860’ uit het water gevist. Die zet de instructeur vervolgens af aan boord van het verderop gereedliggende marinevaartuig Argus.

Tekst: André Twigt
Foto’s: sergeant-majoor Eva Klijn
Video: adjudant Arnoud Schoor en sergeant Ruud Mol
Montage: adjudant Arnoud Schoor