08

Dit artikel hoort bij: de Vliegende Hollander 06 | 2016

Operatie renovatie

Facelift voor vliegbasis Eindhoven

Het was stil boven Eindhoven. 17 dagen lang. Van 30 mei tot 16 juni was de start- en landingsbaan dicht voor een grootschalige facelift. De Gulfstream, C-130’s en KDC-10’en moesten uitwijken naar nabijgelegen velden. Een logistieke puzzel, zeker voor het KDC-10 smaldeel dat vanaf Luxemburg opereerde. Drie betrokkenen aan het woord over ‘operatie renovatie’.

De ploegen werkten het klokje rond om de baan gereed te krijgen.
Robert Kramer: 'Je merkt goed dat we hier met partijen werken die het klappen van de zweep goed kennen.'

‘Kippenvelmomentjes’

“Al begin 2014 zijn we de baanrenovatie gaan voorbereiden met alle betrokken partijen. Eindhoven Airport leeft van de vakantievluchten. Tegelijkertijd was het mijn belang om juist in de zomermaanden het nieuwe asfalt aan te leggen. Daarom besloten we om zo kort mogelijk, maar wel volledig dicht te gaan: 17 etmalen.

We hebben het minutieus voorbereid met de aannemer. Je merkt goed dat we hier met partijen werken die het klappen van de zweep goed kennen. In het hele proces heb ik dan ook wel een paar kippenvelmomentjes gehad. Zoals in de nacht van 29 op 30 mei. Vanuit de luchtverkeersleiderstoren zag ik het laatste vliegtuig vertrekken. Binnen 5 minuten kwam van alle kanten het bouwverkeer de baan op. In 1 week tijd is de oude asfaltlaag vervangen. De nieuwe deklaag is met behulp van 9 asfaltsets in één dag aangebracht.

x

Ook hebben we zo’n 100 verlichte aanwijsborden aangebracht. Daarvoor moesten funderingen en voedingskabels worden gelegd. In een strook van 150 meter langs de baan hebben we obstakels verwijderd. Of wegklapbaar gemaakt, zodat ze geen gevaar vormen wanneer een toestel van de baan raakt.

Vooraf is veel aandacht uitgegaan naar ongesprongen explosieven in de ondergrond. De materialen om beschermende  bomterpen mee aan te kunnen leggen waren op voorhand aangevoerd. Zo konden we snel schakelen bij de vondst van een explosief. Uiteindelijk bevatte geen van de 17 verdachte locaties vliegtuigbommen. Al was iedereen er klaar voor, ik ben heel blij dat ons die ellende bespaard is gebleven.

‘We hebben het minutieus voorbereid’ Robert Kramer

Tegen tegenvallend weer konden we ons helaas niet wapenen. De maand juni was bizar nat. Dat kun je bij het aanbrengen van de antiskidlaag juist niet gebruiken. Deze weken werken we dus nog in de nacht door om het laatste werk afgerond te krijgen.

Een ander hoogtepunt was 16 juni ’s ochtends, iets na zevenen. Het eerste militaire toestel landde. Echt een voldaan gevoel: het vliegveld weer volledig operationeel. Samen dingen realiseren is het mooiste dat er is.”

Majoor Fred Fröhlich op 'kantoor'.

‘In een gespreid bedje’

“Drie weken fulltime opereren vanaf een civiel veld. Een vliegveld waar we ook zwaarbeladen konden vertrekken, niet te ver van Eindhoven. Keulen en Bonn hadden te weinig plaats. Vanaf Melsbroek (Brussel –IK) konden beide KDC-10’s ook niet rond de klok opereren. Luxemburg was op papier al uitwijkhaven voor tankvliegtuigen, dus dit gaf ons een mooie testcase.

Aanvankelijk gingen ze uit van 1 of 2 missies. Toen we voor 2 à 3 weken wilden overkomen, moesten ze op Luxemburg wel even slikken. Logistiek, transport, huisvesting, financiën, communicatie en de afhandeling van vracht en passagiers: elk aspect moet je dan goed organiseren. 

De KDC-10 trok als vreemde vogel aardig wat bekijks op de Luxemburgse luchthaven. Foto's: RTL Luxemburg.

Onze planningscel op Eindhoven heeft haar huiswerk ongelofelijk goed gedaan. Een week van tevoren begon de hele logistieke trein te lopen. We kwamen echt in een gespreid bedje terecht. Na het landen kon ik direct in onze tijdelijke ops-room achter de computer kruipen om de missie van de volgende dag te plannen.

De CIS op Eindhoven heeft echt een waanzinnige show neergezet. Alles was tot in de puntjes geregeld. Eindhoven fungeerde gewoon als operatiecentrum, wij deden ter plekke onze eigen vluchtplanning. 

‘De missies gingen gewoon door’ majoor Fred Fröhlich

We zaten vol met vluchtopdrachten. Passagiers, vracht, crew training. Elke dag hebben we wel gevlogen, ook naar het Midden-Oosten. Daar bovenop moesten we ook nog de 2 F-35’s en crew terugvliegen naar de Verenigde Staten. Dat sloot mooi aan op het einde van ons verblijf in Luxemburg. Al was Eindhoven dicht, de missies gingen gewoon door. Op papier maakt het niet zoveel uit of je air-to-air refueling doet vanuit Eindhoven of Luxemburg. Maar dat moet je wel in de praktijk waarmaken. Alles bij elkaar was het een heel mooie set up.”

‘Even puzzelen’

“Luxemburg is sinds kort door de NAVO aangewezen als uitwijkmogelijkheid voor air-to-air refueling tankers. Dat wil niet zeggen dat alles geregeld is. In tegendeel. Een parkeerplek vinden was aanvankelijk een uitdaging.

Luxemburg Airport is een civiel vliegveld. Ze denken in centen. Houdt de KDC-10 een spotje bezet, dan kan een ander toestel niet landen en verdient het vliegveld geen geld. Dat was dus even puzzelen. Na verloop van tijd liep het makkelijker. Als zij ruimte nodig hadden, sleepten wij het vliegtuig ergens anders naartoe. Ook al was het midden in de nacht. 

De C-130 en KDC-10 landden als eerste op vernieuwde, maar evenzo vertrouwde bodem.

Contacten leggen, vrienden maken: dat was eigenlijk het eerste dat ik deed toen we eenmaal ontplooid waren. Op een civiele luchthaven heb je te maken met heel veel commerciële partijen. Op het moment dat je iets nodig hebt, een heftruckje, een vliegtuigtrap, dan is het zo geregeld.

De KDC-10 vliegt strategisch. Hij keert dus altijd naar zijn thuisbasis terug, waar ter wereld we ook opereren. Alle faciliteiten oppakken en ergens anders neerzetten, dat is voor ons dus uitzonderlijk. Bowsers (tankauto’s, red.), reserveonderdelen, een onderhoudstrap, kantoorspullen: verzin het maar. We moesten van alles meenemen. Ook eten en legering moesten we strak coördineren vanwege de steeds wisselende crews. 

‘Een civiel vliegveld denkt in centen’ kapitein Jordi Braster

De brandstofvoorziening was wel een uitdaging. Op Luxemburg hadden ze alleen de standaardvliegtuigbrandstof. De F-34 die wij afgeven aan F-16’s moesten we zelf maken met speciale injectoren. In ons mobiele laboratorium konden we zelf meten of de brandstof de juiste specs had. In totaal hebben we zo ruim 547.000 pond jet fuel geproduceerd.

Het was even aftasten, maar uiteindelijk konden we alle kanten op met elkaar. En het mooie is: voortaan is het ook in no time geregeld.”

Tekst: Ingmar Kooman
Foto: sergeant 1 Joyce Rutjes, Domingos Oliveira en René Welfring (RTL Luxemburg), Lex Beekmans (RVB)