Tekst ritmeester Arthur van Beveren
Foto Louis Meulstee

DMO onderzoekt mogelijkheden van Rapid DNA

In Afghanistan had de Nederlandse krijgsmacht er dagelijks mee te maken: geïmproviseerde explosieven, zoals bermbommen. Ook in huidige missies in Mali en Oost-Syrië is er een constante dreiging van Improvised Explosive Devices (IED's). Om het terroristisch netwerk achter dit gevaar in kaart te brengen, kunnen sporen op de plek van een explosie of bij een productiefaciliteit geanalyseerd worden op DNA-sporen. Rijks ICT-trainee Martijn van Latum en stagiair Forensisch Onderzoek Jasmijn Motshagen deden voor Defensie onderzoek naar machines die snel DNA-profielen kunnen genereren.

Rapid DNA is een manier om zonder een groot professioneel lab toch snel een betrouwbaar DNA-profiel te verkrijgen. Dat is belangrijk, omdat de maker van bijvoorbeeld een bermbom vaak sporen achterlaat. Denk daarbij niet alleen aan speeksel of bloed, maar ook aan haren, huidschilfers en ander sporenmateriaal.

Een militair neemt een monster af van een explosief. Hetzelfde DNA-profiel dat op verschillende locaties is aangetroffen, kan er op wijzen dat dezelfde persoon verantwoordelijk is voor de productie van meerdere explosieven.

De maker van een bermbom laat vaak sporen achter

Grote printers

Er zijn Rapid DNA-machines van Thermo Fisher Scientific/IntegenX en ANDE getest. “Beide apparaten lijken op grote printers en zijn nog niet heel mobiel. Wel zijn ze klein genoeg om op een basis in een missiegebied te plaatsen”, vertelt Motshagen. “We hebben in het onderzoek monsters genomen van verschillende objecten, zoals restanten van geïmproviseerde explosieven, een pistool en sigarettenpeuken, en die door de machines laten analyseren. Mijn stageonderzoek richtte zich op de vraag hoe gebruiksvriendelijk en nauwkeurig de apparaten zijn. Een doorsnee-militair kan het onderzoek uitvoeren. Die hoeft alleen een cartridge met materieel in te schuiven. De machines zijn ‘plug-and-play’.”

DMO/JIVC projectmanager C-IED Paul Oling (links) begeleidde het onderzoek vanuit de DMO. Het programma Counter-IED zet rijks ICT-trainee (Martijn van Latum, rechts) in om innovatieve concepten verder te onderzoeken. Rijks ICT-trainees zijn pas afgestudeerden die 2 jaar lang op verschillende projecten van het Rijk worden ingezet om hun kennis en ervaring te vergroten. Jasmijn Motshagen (midden) wordt door het Defensie Expertise Centrum Counter-IED begeleid bij haar onderzoeksstage voor de HBO-opleiding Forensisch Onderzoek.

Biologisch spoor kan tijdens de reis kwalitatief verslechteren

Binnen 2 uur raak

De term Rapid DNA verwijst naar de 2 uur die maximaal nodig zijn om een profiel te genereren. Dat is een stuk sneller dan de dagen die nodig zijn om gevonden materiaal vanuit het missiegebied naar Nederland te sturen en daar te laten analyseren door bijvoorbeeld het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Bovendien kan het biologische spoor tijdens de reis kwalitatief verslechteren en zo minder bruikbaar raken. Tegenover die snelheid staat wel een kleinere nauwkeurigheid. “Rapid DNA-apparaten hebben een flinke druppel bloed nodig om een compleet DNA-profiel te ontdekken”, weet Motshagen. “Grotere machines bij het NFI kunnen dat doel met een enkele cel bereiken.”

Met een ‘swab’ wordt een monster afgenomen van een drukplaat, het activeringsmechanisme van een geïmproviseerd explosief. Een Rapid DNA-apparaat kan door elke militair met wat uitleg worden bediend. Voor het verzamelen en analyseren van biologisch sporenmateriaal is aanvullende training nodig.

Onderzoek in vroeg stadium

DMO heeft met dit verkennende onderzoek de randvoorwaarden voor het systeem in een vroeg stadium in kaart gebracht. Als de krijgsmachtdelen de apparaten willen inzetten, weten ze meteen wat de techniek ze te bieden heeft en wat bijvoorbeeld de juridische kaders zijn bij het verzamelen van biometrische gegevens. Van Latum schreef aanbevelingen over het gebruik van de Rapid DNA-technologie. “Belangrijk is het om een deconflictie-database met DNA-informatie van het eigen personeel op te zetten. Zo kun je collega’s uitsluiten die tijdens het verzamelen van materiaal onbewust hun eigen materiaal hebben achtergelaten. Hier kleven wel juridische gevolgen aan die onderzocht moeten worden.”

Een medewerker van het Joint Deployable Exploitation and Analysis Laboratory (JDEAL), een gespecialiseerd lab dat kan worden opgebouwd in een missiegebied, schuift een cartridge met monsters in het Rapid DNA-apparaat. Deze verwerkt de monsters en produceert binnen 2 uur een DNA-profiel.

Expert aan de voorkant

“Ook het trainen van personeel verdient aandacht”, vervolgt Van Latum. “Bij een perfecte DNA-string is het gebruik van het apparaat en de software door ongekwalificeerd personeel te doen. Maar als de monsters zijn aangetast en niet genoeg genetische stof opleveren, is meer kennis nodig om juiste conclusies te trekken over het materiaal. En om zeker te zijn van een goed verzameld monster, moet er bovendien aan de voorkant een expert zitten die het DNA verzamelt of een goede uitleg geeft.” Rapid DNA-technologie zal zich in de komende jaren verder ontwikkelen, waarmee het steeds nauwkeuriger en daarmee bruikbaarder zal worden. Door het onderzoek van Van Latum en Motshagen is de kennis in ieder geval in huis en kan DMO snel inspringen bij een toekomstige Rapid DNA behoefte van de krijgsmacht.