Ooit nagedacht over de gevolgen van vreemde zeebeestjes uit Singapore in onze Noordzee? Nee? Anderen gelukkig wel. Want bepaalde diertjes uit verre oorden kunnen grote schade aanrichten in Nederlandse wateren. Niet voor niks installeert Defensie systemen op schepen die de kleinste organismen en ziektekiemen aan boord doden. 16 Nederlandse marineschepen krijgen daarom een zogenoemde ballastwaterbehandelingsinstallatie.
‘Ballastwaterbehandelingsinstallatie’. Een goed scrabblewoord bedacht door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO). Daar wordt sinds 2004 gewerkt aan internationale wetgeving die de behandeling van ballastwater verplicht stelt, op aandringen van wetenschappers en milieuactivisten. In september dit jaar is het zover. Vanaf dan moeten bij de eerstvolgende APK keuring alle rederijen hun grotere schepen hebben uitgerust met de installatie. 5 Nederlandse schepen zijn al voorzien. Vóór 2018 volgen er nog eens 11. “De Nederlandse marine heeft rekening gehouden met de toekomstige wetgeving,” weet Roy van Kruisbergen, projectmanager bij Defensie Materieel Organisatie. “De komende jaren moeten wereldwijd tienduizenden schepen worden verbouwd en daarvoor is slechts een beperkt aantal leveranciers. Wij zijn wereldwijd voorloper hierin.”
Grote schade
Koopvaardijschepen zonder containers gebruiken ballastwater om in evenwicht te blijven; zonder de extra massa zouden ze te hoog op het water liggen en omslaan. Daarmee gaat zo’n 10 miljard liter water de wereld over. In havens, rivieren en op open zee lozen de schepen dat water uit de ballasttanks. Samen met organismen, die zo in ‘ vreemd’ water terechtkomen. “Dat kan heel schadelijk zijn voor het milieu en economie,” weet Natasja Bouman, adviseur duurzaamheid bij de Defensie Materieel Organisatie. “Zo is rond 1912 de Chinese wolhandkrab via ballastwater in Duitsland terecht gekomen. Die dieren vermenigvuldigen zich razendsnel en berokkenen schade aan de visserij door het stelen van aas, opeten van vissen en het beschadigen van visnetten. Verder vernietigen ze dijken door het graven van holen en verstoppen ze de industriële watersystemen.”
Puzzelen
De installatie die zulke dieren voortaan buiten de landsgrenzen moet houden, bestaat uit een grote zeef met gaatjes van slechts 50 micron, 0.05 millimeter. Organismen die nog kleiner zijn en door de zeef komen, worden uitgeschakeld met sterk UV licht. “Het zijn minibeestjes, maar als je ze onder de microscoop legt, zien ze er angstaanjagend uit,” zegt Van Kruisbergen lachend. Het installeren van het systeem op een schip duurt ongeveer een maand. “Als het meezit, tenminste. De machinekamers staan al tot de nok vol met apparatuur, dus het is een enorme puzzel en soms een heidens karwei. Het moet passen en je moet erbij kunnen voor onderhoud. Met een 3D-scanner kijken we waar nog een paar kubieke meter is om de installatie te plaatsen. Een paar schepen hebben 2 installaties, omdat het niet efficiënt is om leidingen door het hele schip te leggen.”
Uitzondering
Op sommige schepen is installeren niet mogelijk wegens ruimtegebrek. De marine kan dan een beroep doen op een uitzonderingspositie. Om de ongewenste organismen te lozen en aan de regels te voldoen, is er wel een alternatieve procedure waarbij het ballastwater meerdere keren wordt gespoeld. Het schip moet 200 mijl uit de kust liggen en de waterdiepte groter zijn dan 200 meter. Daar mag het ballastwater worden gewisseld omdat de beestjes in zulke grote diepte geen problemen veroorzaken. Van Kruisbergen: “Maar dit systeem heeft niet de voorkeur. Schepen moeten van hun vaste routes afwijken om een plek te vinden met de benodigde diepte om water te wisselen, dat is een belemmering. Bovendien wil je niet in elke haven hoeven uitleggen waarom je de installatie niet hebt.”