02

Dit artikel hoort bij: Landmacht 07

Op het scherpst van de snede

Tekst KAP Saminna van den Bulk
Foto SGT Mike de Graaf ׀ video SM Robbert Harteveld

Battlegroup Roemenië gevechtsgereed

Voorbereidingstijd? Weinig. Motivatie? Groot. De C-compagnie van 12 Infanteriebataljon van 11 Luchtmobiele Brigade maakt sinds begin augustus deel uit van NAVO’s Multinational Battlegroup Forward Presence in Roemenië, geleid door de Fransen. “We oefenen voor een wedstrijd die we hopen nooit te hoeven spelen.”

Cincu wordt bedreigd. Het heuvelachtige landschap verraadt in de vroege ochtend weinig onheil. Toch is gisterenavond een vijandelijke brigade het NAVO-grondgebied binnengedrongen. Met onder meer gesimuleerde mijnenvelden wist de battlegroup de tegenstander te vertragen. Ratelende .50’s maken een einde aan de stilte. Spikes (draagbare antitankraketsystemen) worden geschouderd en uitgestegen luchtmobiele eenheden vuren volle bak in het voorterrein.

Het is grote gevechtskracht in een realistisch scenario, zegt de Franse luitenant-kolonel Sebastian. “Mocht de situatie escaleren en wij NAVO-grondgebied moeten verdedigen, zijn we er klaar voor.”

Luitenant-kolonel Sebastian: “Twee weken na samenvoeging gezamenlijk trainen op brigadeniveau? Ja, dat is misschien snel. Het planningsproces was kort en de mensen stonden onder druk. Mijn gedachte erachter: in geval van escalatie weten we niet hoeveel tijd we krijgen om te reageren. Het leek me essentieel om de battlegroup zo snel mogelijk samen te brengen in het veld. Alleen zo zie je waar we nog moeten groeien.”

‘Zie dit als een waakvlammissie’

Hitting the ground running

Het glooiende gebied in het midden van het land vormt het decor van de eerste oefening van de battlegroup. Begin augustus vertrokken honderd rode baretten naar Cincu. Na de Russische inval in Oekraïne draagt de battlegroup bij aan de afschrikking van Rusland en het geruststellen van bondgenoten in de regio. In uiterst geval is het aan hen het gebied te beschermen. De C-compagnie van 12 Infanteriebataljon draait deze eerste rotatie.

Sinds de inval in Oekraïne versterkt de NAVO in rap tempo de oostflank; het opwerktraject van de eenheid moest versneld. “We mogen van geluk spreken dat we kunnen beschikken over deze uitrusting en dit materieel”, vertelt compagniescommandant majoor Pim. “Bij aankomst in Roemenië was het hitting the ground running: we wilden de battlegroup zo snel mogelijk gereed hebben voor de missie.”

Integratie betekent naast familiariseren met elkaar ook bekend worden met elkaars materieel.

‘Het is een gezamenlijke afschrikking’

Hoe je dat bereikt? De operatielijn begint met de integratie van de compagnie in de multinationale battlegroup. Vervolgens is het creëren van draagvlak noodzakelijk. “Dit bereik je door betrouwbaar te zijn, professioneel op te treden. Je van je beste kant laten zien.”

“De derde lijn is oefenen en trainen met de battlegroup om zo snel mogelijk te kunnen reageren als de situatie daarom vraagt. In geval van escalatie spreken we wel over een change of posture en een nieuwe bevelsuitgifte. Zie dit daarom als een waakvlammissie”, legt hij uit. Nee, de luchtmobiele infanteristen staan niet omgehangen klaar om ieder moment ten strijde te trekken. Er is nu immers geen sprake van directe dreiging. “Wij trainen altijd in het hoogste geweldsspectrum, op het scherpst van de snede. We oefenen hier voor een wedstrijd die we hopen nooit te hoeven spelen.”

Meekijken bij de eerste training van de rode baretten met hun Franse collega’s? Check onderstaande video!

Frans noch Engels

Het is voor een battlegroup geen sinecure om binnen twee weken fully operational capable te zijn. In de aanloop naar het gevecht doemen binnen de multinationale eenheid de eerste verschillen in aanpak op. Zo vormt de taal een barrière. Bij de rehearsal van de eerste oefening klinkt een dringend verzoek: “Please speak English over the comms.

Want waar de meeste Nederlanders het Frans niet beheersen, is de Engelse taal niet voor alle Fransen gesneden koek. “Iets waar we hard aan werken. Het gaat elke dag iets beter”, aldus luitenant-kolonel Sebastian.
Franse Leider der Oefening: “Vous-êtes mort, d’accord?”

Die barrière zorgde ervoor dat de communicatie in het veld wat trager ging, vertelt Pim. “Daarnaast bleek in het planningsproces dat er in de Franse werkwijze relatief weinig tijd overbleef voor onze groepscommandanten om hun plan terug te koppelen.” Het op elkaar afstemmen van die processen kost tijd. “De samenwerking is nog pril. In deze fase soms moet je soms wat water bij de wijn doen. Eerlijk? Ik had niet verwacht dat we in zo’n korte tijd qua integratie nu al zover zouden zijn.”

De rode baret 

Het sleutelwoord is vertrouwen, zegt de compagniescommandant. Waar er verschillen zijn, heerst er vooral één overeenkomst. “We delen de rode baret. Het zorgt voor een klik. Het staat voor een bepaalde mindset en professionaliteit. Het duurt misschien iets langer voor we elkaar begrijpen maar onder aan de streep bedoelen we hetzelfde.”

Luitenant-kolonel Sebastian ziet van Franse zijde dat de cohesie groeit. Hij spreekt van een esprit de corps: het bouwen aan de eenheid. Daarbij: een esprit de guerrir: bereid en capabel zijn om samen te vechten, als dat wordt gevraagd.

Sebastian: “We moeten ons verbergen. We moeten snel zijn. We moeten onvoorspelbaar zijn.”

‘Mocht de situatie escaleren vechten we hier misschien wel’

“We staan schouder aan schouder. Dit is een unieke kans. We hebben alle materialen voorhanden. Daarnaast krijgen we de kans te trainen samen met onze bondgenoten in een uitdagend terrein dat we met de dag beter kennen. Belangrijk, want mocht de situatie escaleren vechten we hier misschien wel. Ik zie volop kansen. De Nederlandse eenheden beschikken over capaciteiten die wij niet hebben, zoals grote drones. Bij andere specialistische eenheden als snipers of mortieristen zie ik mogelijkheden in samenvoeging van Franse en Nederlandse capaciteiten.” 

Tip of the spear

Pim en zijn compagnie zijn pioniers. Het lijkt de mantra van deze eerste rotatie. Neem het onderkomen van de militairen. Dat is nog in aanbouw. De faciliteiten die nu voorhanden zijn, zijn niet bepaald luxe. “Met die mindset zijn we hier naartoe gegaan. We hebben geen sporen van voorgangers die we kunnen volgen. Dat heeft invloed op het comfort.” Lachend voegt hij toe: “Hé, daarom ben je militair geworden.” Ook de einddatum van de redeployment staat nog niet vast.

”Ik weet dat ik veel van ze eis, maar ze stijgen stuk voor stuk boven zichzelf uit in dit soort situaties.”

‘We leren veel van elkaars tactieken’

Het is een situatie die vraagt om flexibiliteit. Pim: “Tussen opdracht en missie, alsook tussen deployment en de eerste oefening, zat weinig tijd. Ik weet dat ik veel van de collega's eis, maar ze stijgen stuk voor stuk boven zichzelf uit in dit soort situaties.”

Komende tijd ligt de focus van de battlegroup op het verder vergroten van de interoperabiliteit en integratie. De Franse overste Sebastian geeft aan: “We leren veel van elkaars tactieken, en de uitdagingen die we ervaren lossen we op. We worden iedere dag iets meer één.” Pim sluit af: “Ik zou echt samen met onze Franse collega’s kunnen knokken. En dat zeg ik niet snel.”

Zonder NSE geen missie

De Nederlandse bijdrage aan de inzet in Roemenië reikt verder dan het werk van 11 Luchtmobiele Brigade. In totaal zijn er ongeveer 200 militairen in het gebied. Het Genietaakteam werkt keihard aan de aanleg van Kamp Berthelot.

Tegelijkertijd zorgt het 47-koppige National Support Element (NSE) voor alle ondersteuning, vertelt commandant eerste luitenant Lars Roijen. Van bedrijfsmaatschappelijk werk tot sport, verpleegkundigen, personeelszaken en logistiek: “Tijdens de verkenningen zijn afspraken gemaakt met de Fransen en de Roemenen. Wat hierbij nog niet ingeregeld is, komt bij ons terecht en moet nú opgelost worden. Denk aan brandstofdistributiemiddelen, munitie of een plek voor afval. Ergens vind ik dat de charme van deze missie. Over een jaar kom je hier en staat er een nieuw kamp. Dan kun je zeggen: ik heb nog in die oude containers gelegen, van de Roemeense keuken genoten. Gezamenlijk leed is ook teamvorming”, lacht hij. “Ik ben dankbaar dat mij deze kans is gegund. Ik spreek Frans en leer momenteel Roemeens. Elke dag pik ik wat woorden op, ik kan inmiddels een gesprek voeren. Dat helpt want er zitten flinke verschillen in onze culturen. Als je een verzoek hebt, komt de Nederlander direct met de vraag. Met collega’s van andere nationaliteiten moet je eerst even zitten.”