Dit artikel hoort bij: Landmacht 03
Tekst Saminna van den Bulk
Foto Louis Meulstee & Hans Roggen
Tech van de toekomst
Defensie loopt voorop op het gebied van technologie en liet dat 7 maart zien tijdens Deflab. Duizenden bezoekers kwamen naar het Nationaal Militair Museum in Soesterberg om 60 defensie-innovaties te ervaren. Welke technologische innovaties zitten er voor de landmacht aan te komen? Hieronder 3 opvallende ‘snufjes’.
‘In conflictgebieden wil je niet stil komen te staan’
Snel, fluisterstil, wendbaar, maar vooral: hybride. Dat is de nieuwe Militaire Hybride Quad (MHQ). “Dit is de toekomst”, zegt Bart Zwiep, innovatiemanager bij DMO. “We willen af van de fossiele brandstoffen, maar wel met behoud van prestaties. Dit voertuig past volledig binnen de operationele toekomststrategie. Een sustainable hybride quad, die moeiteloos door ruw terrein rijdt om zo bermbommen te vermijden. Hij rijdt op elektriciteit en haalt per laadbeurt afstanden tot 40 kilometer. De quad heeft ook een dieselgenerator, want in conflictgebieden wil je niet stil komen te staan.”
Het Hilversumse bedrijf Range Extended Electrical Quad maakte het voertuig. Medewerker Rob Verbruggen: “De quad heeft grote voordelen. Je kunt elektrisch heel ‘stil rijden’, waardoor de vijand je niet aan hoort komen. Door de elektrische aandrijving hoef je minder na te denken over het besturen van het voertuig. Je kunt je echt focussen op je taak als militair.”
Deze zomer wordt gekeken hoe de MHQ zich gedraagt tijdens oefeningen. Het Korps Commandotroepen gaat de quad 3 maanden testen.
‘Een serious game, gekoppeld aan een device’
Je ziet je maat naast je lopen. Hoort hem zelfs naast je praten. Maar in het echt is hij er niet. Je ziet hem namelijk door de hololens van het Simulatie Centrum Land Optreden, gemaakt door het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum. “Een serious game, gekoppeld aan een device. Het resultaat is een virtual battle space. Met de hololens kun je door de ‘gewone’ wereld lopen, met een hologram van iemand die er alleen virtueel bij is”, zegt kapitein Ewout van Dort, stafofficier Research & Development (R&D).
“Vanuit R&D experimenteren en onderzoeken we de toekomstige inzet van simulatie-mogelijkheden. Daarin werken we nauw samen met de afdeling Kennis Innovatie Opleiden en Trainen (KIOT) van de landmacht. Ook spelen stagiairs een grote rol: bijvoorbeeld als modulair ontwerpers en programmeurs.”
Leuke ervaring, zo’n wandeling met een virtueel personage. Maar wat kun je ermee? “In de toekomst kunnen we mensen in een game historische veldslagen laten ervaren. Meer praktisch kun je de hololens inzetten tijdens het droog oefenen. Bijvoorbeeld door een groepscommandant van de pantsergenie met dit device de omgeving te laten verkennen. Of luchtmobiele infanteristen te laten oefenen met een virtueel vliegtuig.”
‘Het tuig is ideaal voor iedereen die werkzaamheden boven zijn hoofd verricht’
Sinds vorig jaar test Defensie flink met exo-skeletten: speciale militaire pakken die helpen om zwaar materieel makkelijker mee te dragen. Aan de bezoekers van Deflab de eer om het exo-vest uit te proberen. Zij kregen de ‘robotjas’ omgehangen en konden hem daarna meteen uittesten. “Een anti-sportschool”, merkt een bezoeker van Deflab lachend op. Met het pak aan draait hij zonder enige moeite een schroef boven zijn hoofd in.
Majoor André Wijnveld van innovatiecentrum FRONT vertelt: “Op dit moment test de marine het vest, bijvoorbeeld bij het onderhoud van onderzeeërs. Maar ook op vliegbasis Woensdrecht en bij de afdeling Techniek in Leusden van de landmacht probeert men het exo-vest al uit.”
Het tuig is ideaal voor iedereen die werkzaamheden boven zijn hoofd verricht. Het exo-vest vangt het gewicht van je armen op. Zo’n 3 tot 4 kilo. Dus geen trillende handen of verzuurde spieren meer. Wijnveld: “Zo kun je de aandacht op het werk en het gereedschap houden. Ook de doorbloeding van je spieren blijft optimaal.” Ook op de langere termijn heeft Defensie profijt van het exo-skelet: “Minder fysieke klachten bij onze medewerkers.”
De doorontwikkelde versie van het exo-vest is gereed. Nu kan het experiment breder uitgerold worden, zegt Wijnveld enthousiast. “De behoefte vanuit de organisatie is er.”
