Tekst Evert Brouwer
Foto Jarno Kraayvanger & NIMH (onderste foto) | video: NIMH
Voor het eerst samen op reünie
Het waren er ooit in totaal ruim 130.000: de oorlogsvrijwilligers, dienstplichtigen en beroepsmilitairen die tussen 1947 en 1951 naar voormalig Nederlands-Indië gingen. Circa 5.000 Indiëveteranen dienden bij de verschillende eskadrons van het Regiment Huzaren van Boreel. Tussen de 89 en 93 jaar zijn ze nu en tot een paar jaar geleden kwamen de eskadrons nog apart bijeen.
Historische beelden van de Huzaren van Boreel in voormalig Nederlands-Indië. Bron: NIMH.
“Het is een snel uitdunnende groep. Vandaar dat we voor het eerst een gezamenlijke reünie houden”, zegt luitenant-kolonel b.d. Meino Jongma, een van de organisatoren. “Dat viel niet overal even goed”, vertelt hij glimlachend. “Ze zijn nog steeds even eigenwijs en trots op hun eigen club, net als toen.”
Zo’n 400 huzaren van het Regiment HvB die naar Indië werden gestuurd, zijn nog in leven, weet korporaal (reserve) Carla de Vet. Zij houdt de administratie bij en weet als geen ander wat er speelt. “Een toenemend aantal Sobats, zoals oud-Indiëgangers hun kameraden noemen, is fysiek niet meer in staat om te reizen. Maar inmiddels komen niet alleen de veteranen naar de reünie, maar ook hun kinderen en kleinkinderen.”
Met de veteranen luisteren ook de nazaten aandachtig naar het oplezen van de namen van gevallen huzaren. Ze laven zich aan en verbazen zich over de verhalen van toen, zo treffend verwoord door schrijver, kunstenaar en Indiëveteraan Gerard van der Lee. “Degenen die op de erevelden liggen, waren niet de enige slachtoffers”, speecht regimentscommandant kolonel Hans van Dalen bij het monument voor de gevallenen. “We gedenken hier niet alleen de Sobats die het hoogste offer hebben gebracht, maar ook hun nabestaanden en allen die wel zijn teruggekeerd.”
Het rumoer over het onderzoek naar het optreden van het Nederlandse leger in voormalig Nederlands-Indië is vandaag geen gespreksonderwerp. “Wat dat betreft komt dit onderzoek over de koloniale oorlog 5 jaar te vroeg”, vindt overste Jongma. “Laat deze mensen gewoon met rust, ze hebben ook genoeg voor hun kiezen gehad.”
Neem de voorbereiding van deze verkenners: een groot aantal voertuigen hadden ze bij aankomst in de Oost nog nooit gezien. Zoals de Humber Mk IV en Stuart M3A1 pantserwagens. Die kwamen pas bij het Suezkanaal aan boord, waar ze van de Amerikanen en Britten na de campagne in Noord-Afrika tijdens de Tweede Wereldoorlog werden overgenomen. De chauffeurs kregen een rijopleiding bij het Depot Pantsertroepen in Bandoeng. Ze praten nauwelijks meer over die periode, alleen onder Sobats. “We hebben het ook niet als zo bijzonder ervaren. Je deed het gewoon”, zegt veteraan Henk Keestra. “Het valt me trouwens op met hoeveel we nog zijn.”
Huzaar b.d. Harry van Hoof (91), 6e Eskadron Vechtwagens HvB
Huzaar Van Hoof is er altijd bij op de reünies van zijn eenheid. Hij en dochter Helmie Rouwenhorst zijn al om 06:30 uur uit Lieshout vertrokken. De Brabander dient 3 jaar (1947-1950) en rijdt onder meer op de 15 CWT, ook bekend als de fifteenhundred (foto hierboven). Bijzonder, want hij had voor vertrek helemaal geen rijbewijs.
Sprak hij na terugkeer veel over die tijd? “Nee”, vertelt Helmie. “Het enige dat wij te horen kregen, was dat je in Indië eerder moest oppassen voor vallende kokosnoten dan kogels.”
Het is ietwat bezijden de waarheid, erkent haar vader. “Na 3 jaar dienstplicht gingen we per schip terug en moest ik op de kade maar een weg naar huis zien te vinden. En ik moest ook niet zeuren over mijn been, want Nederland was te druk met het stelpen van de wonden van de Tweede Wereldoorlog. Mijn been ging echter steeds meer pijn doen. Ik had wel een keer gebloed, maar er nauwelijks aandacht aan besteed. Bleek ik toch een flinke scherf van een mortiergranaat onder mijn knie te hebben. Omdat er tijdens de dienst geen melding van was gemaakt, mochten ze me eerst niet opereren in het Militair Hospitaal. Gelukkig was er een getuige, waardoor ik toch werd geholpen. Lange tijd kon ik niet werken en was ik afhankelijk van een speciale uitkering voor gewonden: 11 gulden en 25 cent per week. Het is gelukkig helemaal goed gekomen. Via een omweg keerde ik terug bij Defensie. Als chauffeur op het Mobilisatiecomplex Mariahout.”
Huzaar b.d. Wim Spelt (90), 41 Zelfstandige Verkenningseenheid HvB
Huzaar Spelt, lichting 48-1, kijkt onderweg naar de Bernhardkazerne wat jaloers naar fietsende kinderen. “Die zijn er vroeg bij. Ik kreeg mijn eerste fiets van mijn buren, toen ik terugkeerde uit Indië.”
De goedlachse en kwieke veteraan diende van 1948 tot 1950 bij de HvB in Bandoeng. “Een mooie tijd”, blikt hij terug. “Nooit op een kazerne gezeten, we vorderden wel een fijn huisje met z’n allen. Niks te zeuren. Ik heb er na terugkeer altijd uitgebreid over kunnen praten. Weinig nare dingen meegemaakt. Na mijn diensttijd ben ik keurig opgevangen hoor; ik heb veel baat gehad bij mijn rijopleiding. Ik kon na Indië gaan werken als chauffeur bij het ministerie van Landbouw. Dat heb ik 40 jaar volgehouden, veel ministers in de auto gehad. Lardinois, Braks; dat was de laatste. Ik had mijn pensioen zo goed geregeld dat ik de hele wereld over ben gereisd met mijn (inmiddels overleden) echtgenote. Ja, ook een paar keer naar Indonesië.”
Huzaar b.d. Thijs Huisman (90), 6e Eskadron Vechtwagens HvB
Een bijzonder koppel vormen Thijs en kleinzoon Wessel Peckelsen uit het Friese Oranjewoud. “Tot vorig jaar ging ik met een Sobat naar de reünies, maar hij is helaas aan het dementeren. Zelf rijden doe ik niet meer. Vandaar dat ik Wessel heb gevraagd als mijn chauffeur op te treden.” De kleinzoon moest er wat colleges Europese Studies voor opgeven, maar krijgt er veel voor terug. “Ik weet wel iets van de geschiedenis van pake, maar dit is toch wel bijzonder.” Grootvader vertelt regelmatig over zijn avonturen in Nederlands-Indië, waar vooral de kameraadschap een groot goed was. “Na terugkeer in Nederland werden we toch een beetje met de nek aangekeken en werk was er ook al niet. Ik ben toen een jaar naar Schotland geweest om daar te helpen met het opzetten van veehouderijen en akkerbouw.”