Tekst RITM Djenna Perreijn
Foto SGT Sjoerd Hilckmann
‘Paars? Wij werken wit!’
Op een veelal marineblauw schip is er één afdeling waar legergroen domineert: de ziekenboeg. Aan boord van de Zr.Ms. Rotterdam werken verpleegkundigen, anesthesist, chirurg, OK-assistenten en anesthesiemedewerker samen in de Role 2. Het amfibisch transportschip vaart voor de kust van Somalië voor de anti-piraterijmissie Atalanta. Hoe beleeft het medisch team het leven aan boord? Zijn er cultuurverschillen tussen marine en landmacht? En is een uitgebreide zorgketen in een relatief rustig missiegebied echt nodig? In gesprek op een – verder lege – operatiekamer.
De Role 2 beschikt over een operatiekamer (OK), ziekenzaal, intensive care (IC), triageruimte, tandartspraktijk, laboratorium en apotheek. De 6 heren zijn het beste bekend met OK en IC, die echter in geen jaren zijn gebruikt. “Wij hebben een bereikbaarheidsfunctie”, legt eerste luitenant Johan van den Berg uit. “Van de brandweer hoop je ook dat ze nooit hoeven uit te rukken, maar je wilt ze wel in de buurt hebben.” Naast Nederland zijn ook de Spanjaarden en Italianen uitgevaren. “Alleen de Nederlanders hebben een uitgebreide geneeskundige keten aan boord, maar ook de coalitiepartners werken met special forces en mariniers die risico lopen. Ook voor hen staan wij dus 24 uur per dag klaar.”
Missie Atalanta
De Zr. Ms. Rotterdam opereert voor de kust van Somalië voor de EU-antipiraterijmissie Atalanta. Ze ontmoedigt zeerovers. Jaarlijks passeren tussen de 20.000 en 30.000 schepen de Golf van Aden. Piraten opereren tot een afstand van 750 kilometer uit de kust. Sinds 2012 is het aantal gekaapte schepen sterk gedaald. Nederland zet zich in internationaal verband ook in om de oorzaken van piraterij op het land aan te pakken. Zo heeft marinepersoneel de afgelopen weken de lokale kustwacht van de Somalische provincie Galmudug getraind. Nederland doet al sinds 2009 mee aan Atalanta. Deelname loopt in elk geval tot eind 2017.
‘Piraten raakten gewond in het vuurgevecht’
Levens redden
De laatste keer dat er tijdens Atalanta gewonden vielen was in 2012. “Piraten kaapten een koopvaardijschip maar raakten wel gewond in het vuurgevecht”, vertelt eerste luitenant Mark Verhagen, IC-verpleegkundige. “Die Somaliërs zijn hier toen aan hun schotwonden behandeld. Die verplichting hebben we, volgens het verdrag van Genève.” Eventuele slachtoffers zullen waarschijnlijk per helikopter binnen worden gebracht. Daarom bevindt de Role 2 zich vlak naast het helikopterdek en oefent het team veelvuldig met de afvoerketen. Maar ook als iemand met de FRISC (zeer snel bootje van de mariniers, red.) binnenkomt of aan boord van de trap valt, staan de mannen paraat. “We moeten patiënten 72 uur kunnen verzorgen, voor zij naar huis vliegen voor verdere behandeling”, vertelt luitenant-kolonel Christiaan Hoff, chirurg.
Kennis delen
Sommige specialisten zijn beroepsmilitair, anderen reservist. Allemaal werken ze deels in een burgerziekenhuis en een paar maanden per jaar voor Defensie. “Omdat er weinig patiënten zijn, geven we elkaar veel les. Het is kruisbestuiving”, zegt Verhagen. “De kennis die we opdoen in de burgermaatschappij delen we hier. Zo komen 2 werelden samen.” De afwisseling tussen burgerziekenhuis en Defensie houd je scherp, zo zijn de heren met elkaar eens. “Als burger zou ik als buikchirurg tot mijn 67e darmoperaties uitvoeren”, vertelt Hoff. “Als reservist ontwikkel ik me breder, want tijdens missie moet ik ook botbreuken kunnen behandelen. Daarom kijk ik in het thuisziekenhuis regelmatig mee bij bijvoorbeeld vaatchirurgie en traumachirurgie.”
‘Leven aan boord opvallend luxe’
Gelaagde marine
De missie op zee vinden de meesten niet te vergelijken met eerdere uitzendingen. “In Afghanistan behandelden we wél veelvuldig patiënten", zegt eerste luitenant Henk van der Neut, anesthesiemedewerker. En dan het leven aan boord. “Opvallend luxe”, aldus tweede luitenant Marnix Bus, IC-verpleegkundige van 400 GNK. “Ik deel een hut met 1 collega. Als we op oefening zijn met mijn eenheid uit Ermelo slapen we met z’n allen in een tent. Aan boord staat bovendien 3 keer per dag een goede maaltijd klaar. Dat is wel even wat anders dan Chef Martin.”
Andere verschillen merken de ‘pleunen’, zoals ze gekscherend door marinecollega’s worden genoemd, in de cultuur. Van der Neut: “De marine is een stuk gelaagder. Het onderscheid in rangen is een gegeven, daar verander je niks aan.” Zo hebben officieren, onderofficieren en manschappen verschillende verblijven. “We kunnen niet eten of ontspannen met collega’s lager in rang.” Toch zou met z’n allen dineren ook een nadeel hebben, meent Hoff: “We zouden elkaar steeds opzoeken. Nu schuiven we aan waar plaats is. Of dat nu bij de Zweedse opvarenden is, mariniers of vlootpersoneel.”
‘Te land, ter zee of in de lucht zou niet uit moeten maken’
Paars
Op schepen zal in de toekomst steeds ‘paarser’ worden gewerkt, maar nu kijken marinecollega’s nog wel eens op van al het groen, vertellen de landmachters. “Paars? Wij werken wit”, reageert Van den Berg. “Te land, ter zee of in de lucht zou niet uit moeten maken.” Verhagen is het met hem eens. “Als reservist kijk ik daar misschien anders tegenaan, maar het gaat toch om de functie de je verricht. Je moet het als team doen. Voor mij staat de patiënt centraal, niet de kleur van het pak. Mijn tenue had elke kleur mogen hebben.” “Pardon”, grapt collega OK-assistent Van den Berg. “Loop naar buiten, spoel je mond, kom opnieuw binnen en stel jezelf voor: ‘Ik ben Mark en ik ben een trotse landmachter’.”