03

Dit artikel hoort bij: Landmacht 07

Met 150 km/u door de lucht

Tekst TLNT Bianca Brasser
Foto Marcel Oosterom | Video: Jarno Cordia en eigen beeld | Montage: Jorn Koekoek

Landmachter vliegt als een vogel

'Het is gewoon super kicken, vliegen in zo’n vleermuispak'

Armen strak op de rug, benen gesloten. Suizend door de lucht, recht naar beneden. 2 seconden wachten. Bidden voor een goede opening. Armen uit elkaar, benen spreiden. En vlieg! Sergeant-majoor Sebas kan de drill dromen. Ruim 20 keer sprong hij op deze manier uit een vliegtuig. Geen gewone parachutesprong met de bekende loodrechte vrije val, maar een duik vastgeketend in een soort dwangbuis, oftewel een ‘wingsuit’.

De parawereld zit vol met militairen, maar als het om wingsuiting gaat, zijn ze op 2 handen te tellen. Instructeur op de Defensieparaschool Sebas is er een van en noemt zijn bijzondere hobby: ‘the next level.’ 

Sebas sprong als luchtmobieler voor het eerst uit een vliegtuig. Dat was in 1995. Inmiddels heeft hij vele honderden sprongen achter de rug, waarvan nu zo’n 20 met een wingsuit.

'Je voelt je nóg meer een vogel. De eerste paar seconden vlieg je echt met het vliegtuig mee'

Super kicken

“Ik zag filmpjes op internet en dacht: dat is gewoon super kicken, vliegen in zo’n vleermuispak.” Na een dagcursus ‘first flight wingsuit’  vorig jaar zomer, was Sebas verkocht. “Met een wingsuit voel je je nóg meer een vogel. De eerste paar seconden vlieg je echt met het vliegtuig mee. Met 150 kilometer per uur. Dat is fantastisch.”

Wie met een wingsuit springt, vliegt meer. De vrije val duurt langer en je valt niet loodrecht naar beneden.

Een wingsuit is het best te omschrijven als een groot pak met vleugels onder de armen en tussen de benen, waardoor de springer trager naar beneden valt. Er is dus meer valtijd voordat de parachute open moet. “De neerwaartse snelheid wordt omgezet in voorwaartse snelheid”, vat Sebas samen. Een vrije val vanaf 10.000 voet duurt zo al snel ruim een minuut. Wie zonder wingsuit springt, moet vanaf die hoogte binnen 35 seconden zijn parachute al trekken. “Langer genieten dus.”  

Een wingsuit wordt ook wel vleermuispak genoemd. Onder de armen en tussen de benen zitten een soort vleugels.

'Als het fout gaat, is het hard werken'

Keerzijde

Maar ook: beter opletten. Want springen met een wingsuit is niet zonder risico. Het pak maakt de springer een stuk wendbaarder. Houd je 1 arm gestrekt en de ander gebogen, dan vangt de ‘vleugel’ volop wind en kantel je. Wie te vroeg zijn armen spreidt, kan tegen de vliegtuigstaart worden geblazen. En bij het trekken van de parachute is de kans groter op een twist, oftewel: gedraaide parachutelijnen. “Dan is het hard werken”, zegt Sebas. “Bij een sprong zonder wingsuit maak je bij een twist een fietsende beweging met je benen zodat de lijnen losdraaien. Maar in een wingsuit zitten je benen vast.” 

De wingsuiter zit vast in het pak. Maar hij kan zijn armen en benen losritsen.

De wingsuiter moet dan eerst zo snel mogelijk de armen losritsen. “Dat gaat vrij snel hoor”, zegt Sebas. “In 2 seconden heb ik ze vrij.” Hij trekt vervolgens de lijnen uit elkaar of ritst de benen open voor de fietsbeweging. Sebas noemt het wingsuiten zelf dan ook niet gevaarlijker dan ‘gewoon’ parachutespringen. “Je hebt een iets grotere kans op storingen. En het voelt misschien alsof je vastzit in dat pak, maar je bent zó los.” Springen in een wingsuit mag ook niet zomaar iedereen doen. Je moet eerst 200 ‘gewone’ vrijevalsprongen op je naam hebben staan. 

Jorn Koekoek, oud-luchtmobieler en nu als grafisch vormgever werkzaam bij het Mediacentrum Defensie (MCD) is ook een wingsuiter. Hij monteerde deze video, waarin hij, Sebas en luchtmachtcollega Ines Heijs uit een vliegtuig springen, uiteraard met wingsuit.

Static-line

Als luchtmobieler sprong Sebas in 1995 voor het eerst uit een vliegtuig. Static-line, dat wil zeggen dat de parachute vrijwel direct vanzelf opengaat. Vier jaar geleden was de volgende stap: de vrije val. Daarna volgde freeflyen, waarbij je tijdens de val andere houdingen aanneemt, bijvoorbeeld zittend. In de civiele wereld maakte hij een honderdtal van dit soort sprongen en toen hij als para-instructeur ging werken, liep de teller helemaal rap op. Inmiddels tot over de 600. 

'Armen iets meer naar achter, benen buigen, alles heeft invloed op het vliegen.'

Ontspannen versus focus

Ondanks al die ervaring is focus nog altijd erg belangrijk, vertelt Sebas. Met een wingsuit springt hij nu meestal in formatie, met een man of 2, 3. “Dicht bij elkaar vliegen, maar niet botsen. Ik ben vooral bezig met de techniek. Hoe vlieg ik beter bij de groep? Armen iets meer naar achter, benen iets buigen, alles heeft invloed op het vliegen. De een is sneller dan de ander, dat ligt ook aan het pak dat iemand draagt.” Als het tijd is om de parachute te trekken en hij daadwerkelijk goed hangt, laat Sebas de focus even los. “Maar dat kan maar even. Totdat de volgende fase zich weer aandient: het landen.”

In formatie vliegen, dat vergt opperste concentratie. Sebas vliegt nu nog met maximaal 3 anderen tegelijk. Hoe meer ervaring, hoe groter de formatie.

Militaire inzetbaarheid?

Voor Sebas is wingsuiten ‘the next level’, maar zou het ook wat zijn voor para-inzetbare militairen? Sebas denkt van niet. “Ten eerste kun je geen rugzak meenemen. Daarnaast heeft een militair heel veel skills nodig voordat hij een goede inzetsprong met een wingsuit kan maken. Op dit moment heeft dat geen meerwaarde. Maar wie weet. Misschien is er in de toekomst een nieuw pak waarbij een rugzak meenemen wel mogelijk is. Dus zeg nooit nooit.”