06

Dit artikel hoort bij: Landmacht 02

Dutchbat zit in hart Srebrenica

Tekst Evert Brouwer
Foto zie bijschriften

Potocari, meer dan een museum

Foto's van de witte grafstenen, de observatieposten, de Titobunker waar iedere Dutchbatter wel heeft zitten wachten op een Servische mortierregen uit omringende heuvels. 

De opening van de tentoonstelling ‘Genocide – the Failure of the International Community’ in Potocari, eerder vorige maand, is veel meer dan een overzicht van de gebeurtenissen in de moslimenclave Srebrenica tussen februari 1994 en juli 1995. Zeker voor de oud-militairen en de Bosnische overlevenden die 9 februari de officiële plechtigheid bijwoonden. Oude wonden gaan soms weer open. Voor anderen is het een begin of vervolg van vergeven van iets dat nooit mag worden vergeten. “De expositie is zo heel goed in balans”, constateert oud-Dutchbatter Serge Janssen.

Een groep van 15 (oud-)militairen, de commandant 11 Luchtmobiele Brigade brigadegeneraal Kees Matthijssen, medewerkers van Kamp Westerbork, Pax, het Nationaal Militair Museum Soesterberg en fotografe Claudia Heinermann waren bij de opening. Voor de meesten van hen betekende het meer; een soort bedevaart en verwerking van de gebeurtenissen nu alweer dik 21 jaar geleden.

De ‘Titobunker’, die door Dutchbat 1 was verstevigd als onderkomen. (Foto: Serge Janssen)
Oud-Dutchbatter Serge Janssen.

Investeren

Serge Janssen was destijds ‘first in’ als soldaat 1 van de stafcompagnie Dutchbat 1 (11 Infanteriebataljon Luchtmobiel). De Enschedeër was betrokken bij de opbouw van de tentoonstelling, met name de reconstructie van observatiepost (OP) Bravo, vlakbij de compound. “Er is goed naar onze aanwijzingen geluisterd. De tentoonstelling is in balans waar het Dutchbat en de bewoners van Srebrenica betreft. Ik ben er blanco heen gegaan, maar het raakte me diep. Het komt bijvoorbeeld hard aan als je jezelf op een fotobord ziet hangen.”

Janssen beschikt over een arsenaal aan foto's en filmbeelden van Dutchbat. Daar is dus nu weer heel wat bijgekomen. Een aantal van zijn zwart-wit foto’s siert deze pagina; ze brengen je direct terug naar die donkere periode. “We zijn met een aantal man ook langs de stellingen van de Serviërs geweest, die hadden we nog nooit bezocht.” De contacten met de bevolking zijn inmiddels zeer goed te noemen, constateert hij. “Vanaf 2008 ben ik regelmatig terug geweest. De mensen van Srebrenica zien ook dat we veel tijd investeren in de relatie.”

Even relaxen op de OP. (Foto: René van Bakel/Collectie Nederlands Instituut voor Militaire Historie)
Aflossing en voorraden op weg naar OP Quebec, met behulp van muilezels. (Foto René van Bakel/Collectie Nederlands Instituut voor Militaire Historie)

Foxtrot

Dat het bezoek aan Srebrenica en de opening van de expositie indruk heeft gemaakt, blijkt ook uit de vele foto's die de deelnemers hebben gepost op sociale media. Van de weg tussen Potocari en Srebrenica, de paden naar de OP’s, tot het samenzijn met inwoners. En een zeer emotioneel bezoek aan de herdenkingsplaquette voor Raviv van Rensen, de boordschutter die op die fatale 6e juli van 1995 sneuvelde nabij OP Foxtrot. Sergeant 1 Johan de Jonge (Dutchbat 3) heeft dat incident van dichtbij meegemaakt. “Ik zat bij de Quick Reaction Force die naar OP Foxtrot werd gestuurd omdat ze in de problemen waren. Ik heb er vele malen over gesproken, ook in het openbaar, maar bij de herdenking schoot ik terug naar 1995 en kreeg ik het flink te kwaad.”

Links: Observatiepost November in volle glorie, maart 1994. (Foto: Collectie Nederlands Instituut voor Militaire Historie) Rechts: Van OP Foxtrot is weinig meer over. (Foto: Claudia Heinermann)

Bijdrage

De Jonge is sinds een paar jaar terug bij Defensie, bij de Staf Bevoorrading en Transport Commando in Garderen. “In ’97 ben ik als korporaal uit dienst gegaan, vooral omdat er een nieuwe uitzending dreigde aan te komen. Na een persoonlijk zware tijd – mede door Srebrenica – heb ik in 2009 de draad weer opgepakt bij de Koninklijke Landmacht. In die periode ben ik teruggegaan naar Bosnië. Ik was van tevoren best bang voor wat het met me zou doen, maar ben heel blij dat ik die stap heb genomen. Nu kom ik er regelmatig. Van de tentoonstelling heb ik niet alles kunnen zien in de korte tijd die we hebben gehad, maar ik ga zeker terug. Er hangen ook 2 foto’s die ík heb gemaakt. Het geeft me een goed gevoel dat ik een bijdrage heb geleverd aan het gezamenlijk beeld van waarheidsvinding.”

Johan de Jonge is niet de enige die terugkeerde bij Defensie na 'Srebrenica'. Groninger Gert Koetje, schutter lange afstand en chauffeur op de YPR pantserwagen, kon na zijn diensttijd de weg in de burgermaatschappij niet vinden. “Na 4,5 jaar kon ik terugkeren, bij het Munitiebedrijf in Veenhuizen.” Koetje ging vorige maand voor het eerst na de val van de enclave terug. “Er zijn momenten geweest dat ik er erg tegenop zag om te gaan. Achteraf ben ik blij dat ik de reis heb gemaakt, al is het op momenten heel zwaar geweest. Zo heb ik met Johan door Srebrenica gewandeld. Heel raar, maar bij die tocht kwam er een vreemd gevoel over me, een alertheid die je herkent uit die periode.” Bij de opening van de expositie en bij het monument van Raviv van Rensen kreeg hij het behoorlijk te kwaad. “De direct betrokkenen vertelden daar hun verhaal. Dat was heel indrukwekkend.”

Dutchbatter Gert Koetje – nu voorman bij het Defensie Munitiebedrijf in Veenhuizen – heeft het even zwaar bij de herdenkingsplaquette voor Raviv van Rensen. (foto: Serge Janssen)
Sergeant 1 Johan de Jonge: ‘Bij de herdenking schoot ik terug naar juli 1995.’ (Foto: Serge Janssen)

Verbrand

Waar anderen soms letterlijk alle herinneringen achter zich hebben verbrand, is Srebrenica al die jaren een prominente rol blijven spelen voor de militair. De Jonge heeft de stichting ‘Building a Bosnian Dream’ in het leven geroepen. “Die is ontstaan vanuit mijn gedrevenheid en eigen achtergrond in voormalig Joegoslavië. Het is mijn tweede land geworden.”

Toen hij in 2008 voor het eerst terugkwam, zag hij dat er weinig tot niets was veranderd in de enclave, ook niet voor de overlevenden die waren teruggekeerd. “Tijdens de herdenkingstocht Mars Mira (de vluchtroute uit de enclave die de moslims in1995 volgden) sprak ik met diverse locals die bevestigden wat ik zelf eigenlijk al had geconstateerd. Tijdens het lopen bedacht ik toen het concept voor mijn hulpprojecten. Ik wilde ook zelf met het geld dat ik heb opgehaald naar de regio gaan om het daar direct te besteden. Daarmee stimuleer je de economie en laat je de bevolking nadenken over de wederopbouw van hun gebied. Mooier kan in mijn ogen niet.”

Links: Gerry Kremer, arts op de compound in Potocari in 1995 bekijkt de foto’s van zijn medische post op de tentoonstelling. Rechts: De kamers zoals ze er ten tijde van Dutchbat 3 uitzagen. (Foto’s: Claudia Heinermann)

Buitenstaander

Misschien dat een ‘buitenstaander’ nog beter ziet wat de tentoonstelling doet. De Delftse fotografe Claudia Heinermann reisde mee met de groep Dutchbatters, van wie ze al een aantal sinds 2009 volgde voor haar imposante boek ‘Enduring Srebrenica’. “Dit was een heel bijzondere reis die ik nooit zal vergeten”, zegt zij. “De weg om tot deze tentoonstelling te komen was lang. Ik weet hoeveel persoonlijke inzet van alle betrokkenen daaraan vooraf ging. Daar heb ik bijzonder veel respect voor. De verhouding met de weduwen van de vermoorde Bosniërs was aanvankelijk beladen. Deze mannen hebben er enorm veel in geïnvesteerd om dat te verbeteren. Dat ze bij de Mars Mira zij aan zij lopen met de plaatselijke bevolking zegt genoeg.

Vanaf de rij met graven een doorkijk naar de herbouwde OP Bravo. (Foto: Serge Janssen)

Einde aan inzet Balkan

Vrijwel gelijk met de terugblik op de aanwezigheid in de moslimenclave Srebrenica is geruisloos een einde gekomen aan de Nederlandse militaire bijdrage in de Balkanlanden en dus 25 jaar geschiedenis.

Sinds Kroatië in juni 1991 de onafhankelijkheid uitriep van Joegoslavië, waren permanent Nederlandse militairen actief in de republieken. Eerst met een man of 40 in de Europese monitormissie (European Community Monitoring Mission) onder leiding van brigadegeneraal Johan Kosters, later in grotere getale binnen onder meer de 1 (NL) UN Signal Battallion en de lichtbewapende United Nations Protection Force (UNPROFOR) van de Verenigde Naties (‘blauwhelmen’).

SFOR

Die werd later opgevolgd door de operaties van IFOR (Implementation Force) en SFOR (Stabilisation Force), nu onder NAVO-vlag, en tenslotte door EUFOR (Operatie Althea) van de Europese Unie. Er waren bij die staf nog maar 3 Nederlandse militairen actief. In de ruim 25 jaar aanwezigheid in voormalig Joegoslavië zijn een slordige 50.000 militairen uitgezonden geweest. Er vielen in die periode 18 doden te betreuren.

KFOR

Kosovo, tot 1999 een autonome republiek van Servië, kent sinds de crisis daar in 1999 ook Nederlandse aanwezigheid. Dat begon met de levering van onder meer een vuurmondpeloton van de toenmalige 11e Afdeling Rijdende Artillerie en 41ste Afdeling Veldartillerie onder leiding van luitenant-kolonel Ton van Loon. Op 31 maart stopt Nederland ook daar met het posteren van militairen. De huidige bijdrage bestaat nog uit 3 stafmedewerkers.

EULEX

Het besluit de Nederlandse bijdragen aan deze missies te beëindigen volgt op de wens van de Tweede Kamer om schaarse militaire capaciteiten minder gefragmenteerd in te zetten. Nederland blijft zich nog wel op andere wijzen intensief inspannen voor de veiligheid en rechtsorde op de Westelijke Balkan, onder meer via de diplomatieke kanalen, het maatschappelijke transitieprogramma (programma Matra) en een bijdrage aan de civiele missie EULEX Kosovo.

Uitzicht op de compound van Potocari vanuit de omringende heuvels.