Tekst KAP Jaap Wolting
Foto MCD & archief KCT
‘Enablers eerder regel dan uitzondering’
Een dedicated eenheid die het Korps Commandotroepen ondersteunt tijdens hun missies. Een Ranger-eenheid. Met hoe dát concept binnen de landmacht toegepast kan worden, wordt geëxperimenteerd door alle hoofdrolspelers. Om te zien waar we staan in het traject, ging een team van het Mediacentrum Defensie op onderzoek uit.
“Omdat wij als Korps Commandotroepen (KCT) de kennisautoriteit op het gebied van Special Operations Forces (SOF) landoptreden zijn, is ons gevraagd wat een ranger moet kennen en kunnen om het KCT te ondersteunen”, aldus hoofd sectie S3 KCT. “Het idee is geboren bij Taskforce Orange in Afghanistan, waar we al werkten met samengestelde eenheden”, vervolgt hij op de Engelbrecht van Nassaukazerne in Roosendaal. “Maar ook daarvoor waren er al ondersteuningsmomenten van onder meer genie, mortieren en explosievenopruimingsdienst.
Het hoogtepunt was echter wel de periode Afghanistan, met Taskforce Orange, Taskgroup Viper en Taskforce 55. Als SOF-Taskgroup Viper deden we vaak een beroep op Taskforce Uruzgan (TFU).
Je onttrok hiermee middelen aan commandant TFU. Het was vaak moeilijk deze specifieke steun toegewezen te krijgen. Zodra die enablers terugkwamen van een inzet met het KCT, gingen ze direct weer door in operaties met de TFU. Deze enablers kregen het dus heel zwaar te verduren. Recentelijk zien we, dat met de Special Operations Land Taskgroup (SOLTG) onder leiding van het KCT in Mali de enabling support beter is geregeld, maar nog steeds niet dedicated is toegewezen.”
Effectievere inzet
“Waar het KCT ook optreedt, het heeft bijna altijd conventionele eenheden nodig voor steun”, verklaart ook luitenant-kolonel Jan Vonk, projectleider van het Concept, Development & Experimentation-traject Ranger (CD&E-traject). “We identificeren dat voor een missie start en leggen dan een claim op enabler-capaciteiten die verspreid zijn over de hele landmacht. Vervolgens moeten die enablers gezamenlijk gereedgesteld worden met het KCT, moeten er procedures worden afgesproken en moet het vertrouwen groeien. Als je een dedicated eenheid hebt die niets anders doet dan optreden met het KCT, levert dat een veel betere output, effectievere inzet en een efficiëntere bedrijfsvoering op.”
Daarnaast is er geen enkele enabler die op de korte reactietijd van het KCT aansluit. Geen enabler is daarom goed voorbereid op het gebied van training, mind-set, bereikbaarheid en de invloed hiervan op zijn sociale leven. Moet een eenheid plotsklaps worden ingezet, is de ondersteuning telkens een hele puzzel. Ook dat ondervang je met rangers. Eén ding staat als een paal boven water. Iedereen – dus alle smaken die in de Ranger-eenheid zitten – moet voldoen aan bepaalde kwalificaties. Het is dus niet zo dat je bevoorrader bent en toevallig bij de Ranger-eenheid zit. Nee, je bent een ranger en je voert de bevoorrading uit.
Pelotons van de Delta-cie van 12 Infbat doorlopen diverse sporen
Experiment met 11 Luchtmobiele Brigade en OOCL
Een pilot, die uiteindelijk een blauwdruk van een Ranger-eenheid zal opleveren, startte in week 32. De Luchtmobiele Brigade (LMB) en het Operationeel Ondersteuningscommando Land (OOCL) voeren dit CD&E-traject uit. Het KCT, het Opleidings- en Trainingscommando en de staf van C-LAS ondersteunen.
Hoofd sectie S3 KCT legt uit dat 2 pelotons van de Delta-cie van 12 Infanteriebataljon 3 verschillende sporen doorlopen. “Op de eerste plaats richten de experimenten zich op het mobility-optreden. Dus niet alleen te voet, maar ook met voertuigen, vaartuigen en helikopters. Daarnaast experimenteren we in een spoor ‘urban’; activiteiten met de nadruk op het optreden in verstedelijkt gebied. Het derde spoor is ‘scout/sniper’, dat ondersteunend is aan de andere 2 sporen op het gebied van precisieschieten over lange afstand en het uitvoeren van detailverkenningen.
Eerste evaluatie
Het KCT ondersteunt de experimenten met 7 instructeurs en RMWO majoor Marco Kroon (werkzaam bij het Land Trainings Centre en klankbord voor de compagniescommandant en de sectie S3 van 12 Infbat). Hoofd sectie S3 KCT: “In Roosendaal is het individu de belangrijkste schakel. Bij andere eenheden van de KL, waar er vaak in organieke verbanden wordt gewerkt, zoals bijv. pelotons en groepen, zie je dat iets minder. Toch heeft het personeel van 12 Infbat, specifiek de D-cie, het adaptief vermogen om dit snel op te pakken. We zagen dit al bij de eerste terugblik. Daarnaast staat dit personeel zeer positief en gemotiveerd tegenover het feit dat zij zijn aangewezen als CD&E-eenheid. Uiteraard zijn de technieken, tactieken en procedures anders dan ze regulier krijgen. Voor hen is het nu nog aanpassen, wennen en ervaring opbouwen, maar straks moeten het drills worden.”
In november draaien zoveel mogelijk deelnemers aan het project samen met het KCT de oefening LOWLANDS. Daar zullen ze voor het eerst daadwerkelijk oefenen met het ondersteunen van een Special Operations Land Taskgroup onder leiding van het KCT.
‘In Roosendaal is het individu de belangrijkste schakel’
Geen commando-opleiding
Er zijn, zoals altijd bij een CD&E-traject, nog veel vragen. Zo is er geen speciale selectie gedaan. Wel is er bewust gekozen voor de D-cie van 12 Infbat vanwege hun ruime ervaringen en de samenstelling (verkennings- en patrouillepelotons). Misschien blijkt uit de pilot wel dat er eerst geselecteerd moet worden. Dat zal ook blijken voor de overige deelnemers aan het project.
En wat nu precies het gewenste niveau is van de toekomstige Nederlandse ranger? Ook daar moet het CD&E-traject een antwoord op geven. “Laat ik duidelijk zijn; we gaan geen commando’s opleiden”, aldus hoofd sectie S3 KCT. “Het gaat hier uiteindelijk om speciaal geschoolde, getrainde en uitgeruste rangers die aansluiting vinden bij het KCT in het SOF-optreden.”
Internationale ontwikkelingen
Of de landmacht het wiel opnieuw gaat uitvinden? Vonk: “We hebben een benchmark uitgevoerd. De schrijvers van diverse studies hiervan zijn in Amerika, Duitsland en Denemarken geweest. Ook kijken we in Engeland. We gaan echter niet kopiëren en plakken. Je moet het namelijk hoe dan ook altijd vertalen naar de Nederlandse situatie.”
Hoofd Sectie S3 KCT valt Vonk bij: “Internationaal zijn er ook ontwikkelingen. De Duitsers hebben de Spezialisierte Kräfte des Heeres mit Erweiterter Grundbefähigung ingebed bij de Division Schnelle Kräfte en ondersteunend aan de Kommando Spezialkräfte, de Engelsen hebben ook een dergelijke organisatie. Meerdere landen houden dit onderwerp voor het voetlicht, om dedicated SOF-support te kunnen borgen. Wat wij nu met het CD&E-traject doen is uitzoeken wat perfect past bij het KCT.”
‘Je moet het altijd vertalen naar de Nederlandse situatie’
Veel ervaring met OOCL
“Behalve infanterie hebben we natuurlijk van 11 LMB de expertises genie, geneeskundig, herstel en bevoorrading nodig”, vervolgt Vonk. Voor dezelfde zaken doet het project ook een beroep op het CMICo, EODD, JISTARC, VustCo en een aantal kenniscentra van het OOCL. Ook het OTCo speelt een essentiële rol met verschillende kenniscentra, het LTC (voor de begeleiding van oefeningen) en het LWC (met schrijfcapaciteit).
Hoofd sectie S3 KCT is zeer positief over die samenwerking. “Daar hebben we namelijk al ervaring mee. Sommige eenheden, zoals die van het OOCL, zijn bekend met hoe ze zichzelf moeten organiseren in de rol van KCT/SOF support. Die hebben die ervaring al opgedaan in Afghanistan, maar ook meer recentelijk in Mali, en weten eigenlijk al waar wij om vragen.”
Of de krijgsmacht klaar is voor de implementatie van een Ranger-eenheid? “Als je kijkt naar het verwachte nut en effect van zo’n bataljon, absoluut. We hebben die eenheid nodig”, meent Vonk. Ook hoofd sectie S3 KCT is overtuigd: “De landmacht is er klaar voor, en het KCT zeker.”