Hoe handel je als marechaussee in het heetst van de strijd? Als er levens op het spel staan of chaos overheerst. In deze rubriek vertellen collega's over zo'n moment tijdens de dienst. Een moment waarbij het er echt op aankomt.
Het is een inktzwart cijfer: 230.000 doden. De aardbeving op 12 januari 2010 in de buurt van de Haïtiaanse hoofdstad Port-au-Prince zorgde voor een humanitaire catastrofe. Het marineschip Hr. Ms. Pelikaan meerde als eerste aan op het verwoeste eiland voor noodhulp. Aan boord: mariniers, hulpgoederen en 2 KMar-collega’s. 1 van hen: Norman Jansen, destijds teamleider Militaire Politiezorg op Curaçao.
Wat herinner jij je van de eerste momenten aan land?
De lichamen en de geur van ontbinding. Lijken lagen opgestapeld langs de weg, soms met alleen een doek over het hoofd. En de ontreddering op de gezichten van de overlevenden. Her en der liepen gewonden verdwaasd rond, vaak met verband omgewikkeld waar bloed doorheen kwam. Ik zat samen met mariniers in 1 van de eerste vrachtwagens met voedselpakketten. Mijn rol was onder meer de commandant adviseren over hoe we de veiligheid van onze militairen konden garanderen.
‘Kort na Haïti begonnen de flashback’
Kwam die veiligheid in gevaar?
Bij een van de voedseluitgiften ging het er heftig aan toe. We wilden bij een babyopvang voedselpakketten met melkpoeder en vruchtensappen uitdelen. Er waren vooraf hekken om de opvang gezet, zodat de voedseluitgifte gedisciplineerd zou verlopen. Alleen vrouwen en kinderen mochten naar binnen. Maar het liep totaal uit de hand.
Een enorme mensenmassa kwam op de uitgifte af, waaronder mannen. Nog voordat we de hekken hadden geopend, overheerste er al chaos. De vrouwen werden opzij geduwd door de mannen. Ook zij hadden dagen geen eten gezien en werden gek. Er werd geduwd en getrokken. De hekken gingen heen en weer. Baby’s werden uit wanhoop over het hek gegooid in de hoop dat ze zo eten zouden krijgen. Totale paniek.
De voedselpakketten waren al uitgeladen, maar we konden de toegang niet openen, de mensen waren niet te houden geweest. Tegelijkertijd leken de hekken het ook niet lang meer te houden. Ik zag de wanhoop op de gezichten van de mariniers die er alles aan deden om de hekken tegen te houden. En dan sta je voor de vraag: hoe komen we hier levend uit?
‘Baby’s werden uit wanhoop over het hek gegooid’
Wat hebben jullie gedaan?
De eerste gedachte was: we laten de lading hier en rijden zo snel mogelijk weg. Maar wat zou er dan gebeuren? Vrouwen zouden overlopen worden, misschien zouden er baby’s sterven. We hebben daarom besloten de hele lading zo snel mogelijk weer in te laden en te vertrekken.
Hoe was dat voor jou?
Frustrerend. Je wilt helpen. Maar je ziet de vrouwen naar achter worden gedreven. Je moet weg. Het kon niet anders. Vorig jaar was ik op uitzending in Mali en zag ik opnieuw hulpeloze kinderen. Dat triggerde, zoveel jaar later, flashbacks van dit moment in Haïti. Ik zag de baby’s weer die ik niet kon helpen.
Hoe is de verwerking gegaan?
Kort na Haïti begonnen de flashbacks. Een drijvend lijk. De geur van lichamen. De paniek. Soms gebeurde het midden in de nacht. Die flashbacks ben ik op gaan schrijven, tot in detail. Bladzijden vol losse woorden, flarden van herinneringen. Het was niet zo dat ik er meteen heel emotioneel van werd, maar ik beleefde de momenten wel opnieuw. Ze waren er gewoon. Het notitieboekje waar ik in schreef, had een elastiek om de kaft. Zo kon ik de woorden die ik had opgeschreven voor mijn gevoel ‘afsluiten’. Ik schreef, klapte het boekje dicht en trok het elastiek eromheen. Dicht. Klaar. Heel letterlijk. Zo deed ik dat met elke flashback.
‘Ik schreef, klapte het boekje dicht en trok het elastiek eromheen. Dicht. Klaar.’
Hoe lang heb je dit gedaan?
Ik doe het nog steeds. Kennelijk helpt het mij. Ik schrijf de momenten voor mijn gevoel van me af. 4 jaar geleden zei iemand tegen me dat ik wat moest met al die getailleerde herinneringen. Toen ben ik de losse zinnen en woorden om gaan schrijven naar een verhaal. Een roman over het leven van een vluchteling, geboren op Haïti, waarin ik details van mijn ervaringen heb verwerkt. Het boek heet: ‘De stilte van het water’ en is vorig jaar uitgegeven. Had je dit 9 jaar geleden tegen mij gezegd, dan had ik je voor gek verklaard. Ik ben geen schrijver, schreef ook nooit dagboeken. Maar ik vind het mooi dat dit zo is ontstaan. Schrijven is voor mij therapie.
Ben of ken jij een collega die iets bijzonders heeft meegemaakt tijdens de dienst? Een moment waarbij ‘het erop aankwam’? Laat het ons weten via kmarmagazine@mindef.nl.