02

Dit artikel hoort bij: KMarMagazine 05

Voortzetters missie Minusma

‘Lead by example’

Het afscheid van Mali werd de afgelopen maand groots in de media belicht. Maar Nederland trekt haar handen niet helemaal van de missie Minusma af. In Bamako blijft een handvol militaire stafofficieren en Individual Police Officers (IPO’s) zich de komende jaren inzetten voor het West-Afrikaanse land. Onder hen collega’s van de Koninklijke Marechaussee. Majoor Ben: “Een rechtstaat is nu eenmaal niet in een paar jaar opgebouwd.”

Het werk dat Ben in Nederland doet, lijkt geenszins op dat in Mali. “Stafadviseur handhaving en opsporing”, vertelt hij. Dat is andere koek dan het werk voor de Verenigde Naties (VN) in Afrika. “Hier ben ik als IPO, teamleider Strategische Planning. Ik hou mij bezig met de planning en het budget van United Nations Police (UNPOL). Dit is de politiecomponent van de missie Minusma. Daarnaast rapporteer ik aan het VN-hoofdkwartier in New York en aan de missieleiding over wat zij doen”

Links: Majoor Ben woont 9 maanden in Bamako. Hij vervult de rol van IPO op het VN-hoofdkwartier van de missie Minusma. || Rechts: Op het VN-hoofdkwartier staat een monument met de namen van de militairen die zijn omgekomen tijdens hun missie in Mali.

Topzwaar bureaucratisch apparaat

Minusma heeft 3 componenten. Een civiele-, militaire- en een politiecomponent (UNPOL), waar IPO’s zoals Ben werken. “Wij vervullen geen actieve politietaak, maar werken voor het deel van de missie dat de Malinese law enforcement (zoals de politie, Gendarmerie, National Guard, red.) ondersteunt.” Als dat op niveau is, moet Mali zelfstandig criminaliteit kunnen bestrijden. Andere Nederlandse IPO’s zijn bijvoorbeeld analist, projectmanager, patrouille/community policing officers, gender focal-points en instructeurs.

Ben geeft in zijn rapportages aan de VN aanbevelingen over de law enforcement. “Op het moment is er bijvoorbeeld discussie of UNPOL-collega’s wel politietraining aan Malinezen moeten geven. Dat staat namelijk niet letterlijk in het mandaat van Minusma, maar er is wel behoefte aan. UNPOL heeft de training sinds de start van de missie gezien als een onderdeel van de taak. Ik onderzoek nu of het effectiever en efficiënter is een aantal trainingsactiviteiten over te dragen aan de missie EUCAP Sahel. Of bijvoorbeeld aan de Malinezen zelf via het train-the-trainer-concept (een lokale trainer opleiden, die vervolgens landgenoten opleidt, red.). Op dit moment wordt het Minusma-mandaat herzien, en komen zulke onderwerpen aan bod.”

Het werk in Mali ziet er totaal anders uit dan in Nederland. “Vakinhoudelijk is er weinig raakvlak met wat ik eerder heb gedaan”, vervolgt Ben. “Het is een flinke verantwoordelijkheid, maar vooral een hele interessante. Ik discussieer met kundige, goedopgeleide VN-medewerkers van Minusma en de Police Division in New York. De VN is een topzwaar bureaucratisch apparaat, en toch krijgen we er zaken doorheen. Minusma UNPOL blijft een project van de lange adem. Daarom is het goed dat het Nederlandse mandaat voor deze missie is verlengd tot eind 2021.”

Het straatbeeld in Bamako wordt overheerst door plastic zwerfafval, talloze brommers en op straat spelende kinderen.

Kritisch

Ben werkt in Bamako veel samen met andere nationaliteiten. Alleen bij UNPOL werken er al 28, waarvan driekwart uit Afrika komt. “Zij begrijpen Mali als land vaak beter en beheersen de Franse taal goed.” Een groot voordeel, maar voor Nederlandse begrippen is de Afrikaanse managementstijl wel bijzonder. Vergaderingen worden gehouden zonder agenda of actiepuntenlijst. “Dat komt op mij chaotisch over, maar het lijkt erop dat het voor veel internationalen de normale gang van zaken is.”

Het maakt de rol van strategisch planner en rapporteur er niet gemakkelijker op, aangezien de VN juist zeer gestructureerde en gedetailleerde rapportages verwacht. “Misschien slaan we als Nederlanders wel eens door met onze drang naar planning en verantwoording, maar het zal niet zonder reden zijn dat het bureau Strategische Planning stelselmatig uit Nederlandse, Zweedse en Canadese IPO’s bestaat.” Ben vertelt dat er zelden vragen worden gesteld tijdens meetings. “Het lijkt erop dat dat door velen als blijk van onkunde wordt gezien. Vanuit mijn rol dien ik juist heel kritisch te zijn, dat wordt ook geaccepteerd. ‘Good officers lead by example’, dus blijf ik kritisch.”
 

Sieraden, traditionele maskers, groente en fruit: de markten in Bamako zijn de drukste plekken van de stad. Nederlandse bezoekers vallen direct op en worden niet uit het oog verloren door marktkooplui die in hen een goede verkoopdeal zien.

Verbonden

Ook op persoonlijk vlak ziet Ben de leuke kanten van de internationale samenwerking. “Door het intensieve contact leer je de achtergronden kennen van de moeilijke omstandigheden waarin sommigen leven en werken. Maar je leert ook hun trots kennen. Collega’s delen bijzondere verhalen en lokale lekkernijen.” De verbondenheid op het hoofdkwartier is groot. “Zo kwam ik laatst na 2 weken terug van verlof in Nederland. Ik had alleen van een paar directe collega’s afscheid genomen. ‘Waar was je nou?’, vroegen anderen verbaasd. Ze hadden zich oprecht zorgen gemaakt. Persoonlijk contact en dagelijks meerdere malen dezelfde handen schudden is een noodzakelijk element, waar we als Nederlanders nogal eens aan voorbij gaan.”

Bamako, Mali.

Dat Ben 6,5 dag in de week op het hoofdkwartier werkt, vindt hij geen probleem. “Het werk past me en de omgeving staat mij niet tegen. Het leukste is dat mijn Frans nog beter wordt. Hoewel ze van de zomer in Frankrijk vast opkijken van wat Afrikaanse slang. Verder moet je zaken relativeren en er de humor van inzien als dingen soms anders gaan dan in Nederland.”

Ben woont in de hoofdstad samen met KMar-collega’s Paul en Rob. “Op zondagmiddag zijn we vrij, dan poetsen we ons huis en eten we pizza in de buurt. De rest van de week bestaat uit werken, sporten en in de file staan in het chaotische verkeer van Bamako.”
 

Wie het laatst lacht..

Veel van het land heeft hij nog niet gezien. “Ik ben 1 keer op een grote markt geweest, maar vond het na een half uur wel genoeg. Er is hier nu geen toerisme, dus ik had gelijk 20 vrienden die mij hun winkeltje wilden laten zien. Ik moest lachen om de onderhandelingen. Ik zocht een armband voor mijn dochter. De prijs begon bij 20.000 XOF. Uiteindelijk kwamen we uit op 3.000, wetende dat de verkoper nog steeds harder lacht dan ik.”

Tekst: ritmeester Djenna Perreijn | Foto: sergeant-majoor Gerben van Es