Tekst Bert van Elk
Foto NIMH

Het verhaal van: Herman Diederik Bernard Beudeker

Op 15 augustus herdenken we het einde van de Tweede Wereldoorlog in Azië. Hoewel de oorlogsjaren in ‘De Oost’ in heftigheid niet onderdeden voor wat er in Europa gebeurde, trekt de strijd in Nederlands-Indië veel minder de aandacht dan die in Nederland. Veel van de militairen die destijds de wapenen opnamen, zijn inmiddels overleden.

Als eerbetoon aan hen besteedt de Defensiekrant 76 jaar later aandacht aan de oorlog in de Indische Archipel op basis van al eerder gepubliceerde artikelen.

We trappen deze nieuwe rubriek af met het verhaal van luitenant-ter-zee-der 2e klasse Herman Diederik Bernard Beudeker. De op 17 september 1912 in Tjimahi op Java geborene was tijdens het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in Azië de oudste officier van Hr.Ms. O20. Al snel na het uitbreken van de vijandelijkheden, op 19 december 1941, werd deze Nederlandse onderzeeboot door Japanse oorlogsschepen aangevallen en tot zinken gebracht. 

Een portret van kapitein-luitenant-ter-zee H.D.B. Beudeker (1912-1994), gemaakt in 1958.

Verhoren

De O20 was sinds 1939 in Nederlands-Indië gestationeerd. Na de oorlogsverklaring aan Japan op 8 december 1941 voer de onderzeeboot aan de oostkust van Maleisië, bij Kota Bharu. Elf dagen later werd de boot aangevallen en zeven opvarenden kwamen hierbij om het leven. Officier Beudeker liet de overlevenden in het water verzamelen om al watertrappend appel te houden. De Japanse torpedobootjager Uranami pikten hen vervolgens op en bracht de mannen naar Saigon (het huidige Ho Chi Minh-stad) voor verhoor.

Met het schip ss Capella vertrokken de krijgsgevangenen vervolgens naar Hongkong en kwamen daar op 21 januari 1942 aan. Alleen Officier Marine Stoomvaartdienst A.A. Looyen en Beudeker gingen naar marinehaven Sasebo, ten noordwesten van Nagasaki. Per trein reisden ze verder en kwamen op 4 februari aan in Yokohama (bij Tokyo).

Beudeker werd daar opnieuw verhoord. “Ze vroegen mij of wij radar hadden. Ik vroeg wat deze uitdrukking betekende en antwoordde dat ik daar niets van wist. Op de vraag of wij ASDIC hadden (het 1e actieve sonarsysteem) hield ik mij ook van de domme. Tot mijn grote verrassing legden ze de grote blauwdruk van Hr.Ms. O20 voor mij neer. Toen vroegen ze of wij een geruispeiler (voorloper van de passieve sonar) hadden. Daarop heb ik maar gezegd dat we die in onze moderne onderzeeboot hadden”, schrijft hij in zijn dagboek.

De O20, kort na de tewaterlating in de Wiltonhaven bij de NV Dok en Werf Maatschappij Wilton-Fijenoord op 31 januari 1939.

Omheind terrein

Op 18 februari 1942 vertrokken Looyen en Beudeker naar het krijgsgevangenkamp op het eiland Zentsuji. Ze verbleven tot 23 juni 1945 op het omheind terrein van naar schatting vijf tot zes hectare groot. Er waren twee stenen legerbarakken met ieder twee verdiepingen en een stenen gebouw met een Japans badhuis. Elke barak had twee trappenhuizen. Er liep een gang door het gebouw met aan weerskanten de afdelingen. Er waren 65 Amerikaanse en 63 Australische officieren, plus nog eens zeventig Amerikanen onder de rang van officier.

Bridgen en boeken

In het begin was de behandeling in het krijgsgevangenkamp redelijk, zo beschrijft Beudeker. “We kregen voldoende voeding en ontvingen zelfs het salaris dat bij de rang hoorde. Het mijne bedroeg 120 yen (nu negentig eurocent) per maand. Het kamp had een soort kantine waar schrijfmateriaal te koop was, maar voeding in welke vorm dan ook was niet verkrijgbaar.” 

Boeken waren er te over. De onderzeebootofficier beschrijft dat al het papier van de Amerikaanse ambassade kennelijk in het kamp was gedumpt. “We hadden dus de beschikking over zowel romans, als wetenschappelijke lectuur, waaronder een English-German grammer book.”

Hr.Ms. O20 komt aan in Curaçao op doorreis naar Nederlands-Indië op 29 oktober 1939.

Bridge

De krijgsgevangen officieren hoefden niet te werken. Velen doodden de tijd met bridgen, anderen namen of gaven les in de meest uiteenlopende vakken. Beudeker onderwees Duits, geholpen door het English-German Grammer Book en de roman 'Menschen im Hotel' van Vicki Baum. Daarnaast gaf hij les in navigatie.

Steeds minder voedsel

Het voedsel in het gevangenenkamp werd ondertussen steeds slechter en minder. De Jappen vonden dat officieren best konden werken, hoewel dat niet hoefde volgens de Geneefse Conventie. Ze probeerden het af te dwingen tijdens een appel. “We werden omringd door soldaten met mitrailleurs. Zelfs de officier die uit de aangetreden groep naar voren werd geroepen, weigerde. Plotseling gaven de Jappen dit streven op onder mededeling dat de rantsoenen zouden worden verkleind.”

'Ik woog eind 1944 dan ook maar 47 kilo.'

Achthonderd calorieën

Het hoofdbestanddeel van het eten was per man, per dag slechts een kommetje rijst vermengd met sojabonen en een kommetje soep. Daardoor kwamen alle activiteiten in het kamp langzamerhand volkomen stil te liggen. “Amerikaanse artsen berekenden dat wij eind 1944 gemiddeld achthonderd calorieën per man per dag kregen. Ik woog eind 1944 dan ook maar 47 kilo”, schrijft Beudeker. Het Rode Kruis levert op 21 november een lading voedselpakketten. “Maar de Jappen eigenden zich het merendeel toe”, beschrijft de officier. 
En ondertussen heerste hongeroedeem (eiwittekort, red.) en beriberi (een aandoening die wordt veroorzaakt door een tekort aan vitamine B1, red.).

Barakken van het krijgsgevangenkamp in Kamioka (Foto: Wikipedia).

Afvoeren

Begin 1945 kwamen dag en nacht Amerikaanse bommenwerpers over. En in een steeds groter aantal. In het kamp waren de bombardementen duidelijk hoorbaar. Al vrij snel begonnen de Japanners met het afvoeren van groepen officieren, omdat ze een invasie vreesden. Op 23 juni 1945 vertrokken veertig Nederlandse krijgsgevangenen naar Kamioka (het huidige Hida) op het eiland Honshu. In het kamp verbleven ongeveer driehonderd krijgsgevangenen, waaronder Beudeker. De meesten werkten in een nabijgelegen zink- en loodmijn. “De leefomstandigheden waren er erbarmelijk. We hadden niets meer dan een matje om op te slapen.”

‘Een hele zware bom’

Op 6 juli 1945 vertrok de onderzeebootman naar een boerderij in Maruyama, ongeveer tien kilometer van Kamioka. “Om te werken. Eén van ons sprak zeer gebrekkig Japans, maar ontdekte dat ergens in Japan ‘een hele zware bom’ was gevallen. Daarna ging alles in een stroomversnelling. Een maand later waren onze bewakers plotseling verdwenen.”

Op de daken van de barakken van het kamp werd met grote letters POW (prisoner of war) geschilderd, met bevoorrading uit de lucht tot gevolg! Amerikaanse vliegtuigen wierpen levensmiddelen en kleding af aan parachutes. “Een Nederlandse arts waarschuwde niet te veel te eten." 

Volle dienst

Op 6 september vertrokken Beudeker uit Kamioka, om begin november in Melbourne te arriveren. Daar meldde zijn detachement hem af bij marinecommandant Melbourne kapitein-ter-zee jonkheer H.A. van Foreest. “Hij vroeg mij wat ik zou willen doen. Mijn antwoord was dat ik voor volle dienst in aanmerking wilde komen. Nog dezelfde dag kreeg ik te horen dat ik de eerste officier van onze basis in Perth zou vervangen. Op 3 november 1945 vloog ik er met een lijnvliegtuig naar toe. Vijf dagen later nam ik het officierschap over.” En een week later arriveerde, met motorschip Oranje, zijn echtgenote en oudste dochter in Freemantle. 

Beudeker bleef ook na de oorlog in dienst bij de marine. Hij verliet de krijgsmacht als kapitein-ter-zee en overleed in 1994.