Dit artikel hoort bij: Defensiekrant 12
Laagje voor laagje afspeuren naar oorlogsheld (2/2)
Voordat het graven begon, bakenden de onderzoekers de exacte locatie eerst af met zogeheten bronbemaling, kromme buizen in de grond die ervoor zorgen dat de stand van het grondwater zoveel mogelijk onttrokken wordt aan de onderzoekslocatie zodat de grond werkbaar blijft. Toen was het zaak om de grond laagje voor laagje af te schrapen. Dat gebeurde door een graafmachine met ‘ongetande’ bak.
Parttime collega
De militairen van de Bergings- en Identificatiedienst Koninklijke Landmacht coördineerden de zoektocht. Ondersteund door collega’s van het Regiment Genietroepen (landmacht) en de vliegtuigbergingsdienst (luchtmacht). De Explosieven Opruimingsdienst Defensie stond op afroep klaar. Hoe gingen zij te werk?
Naast de graafmachine maakten de experts gebruik van prikstokken, scheppen, troffels (handgereedschap), zeven en metaaldetectoren. In het 10 bij 10 meter grote vak werden naast munitie ook diverse restanten van vliegtuigdelen gevonden.
De Brit Paul Skelly (links voor) vroeg zich altijd af wie toch op de foto stond, die onderaan de trap hing bij zijn ouders thuis. Zijn moeder vertelde hem dat dit Phillip John Greenmon is, haar eerste echtgenoot die in de oorlog bij een vliegtuigongeluk in Nederland om het leven kwam. Skelly besteedde vervolgens zijn halve leven aan het verzamelen van gegevens over de vliegtuigcrash van de Halifax ZA-X. Hij schreef er een boek over (‘ At the foot of our stairs’).
Er werd nauwkeurig gewerkt. Het betrof immers een plek waar ooit een bommenwerper neerstortte. De BIDKL-specialisten vonden diverse munitieartikelen. Deze zijn aangemeld bij de meldkamer van de EODD.
De militairen richtten een commandopost in en er was een bescheiden voertuigenpark voor onder andere de afvoer van de gevonden voorwerpen. In totaal werd een tiental militairen ingezet voor deze opgraving.