04

Dit artikel hoort bij: Defensiekrant 12

Niet dagelijks geboortes in ministeries

Tekst luitenant ter zee 2 oudste categorie Joost Margés
Foto Valerie Kuijpers

Kleinkinderen terug in grootouderlijke woning A-Gebouw

We gaan terug naar het Jaar des Heeren 1915. Het ministerie van Defensie heette nog Ministerie van Oorlog, maar was al wel gevestigd in Den Haag, aan het Plein nummer 4. Aan de deur kon je in die tijd de nieuwbakken portier Albert Weerman treffen. Later zou hij uitgroeien tot huismeester annex conciërge. Nu, ruim een eeuw later, bezoeken zijn 4 kleinkinderen het souterrain waar Albert met zijn vrouw Jannigje woonde en werkte, en waar hun kinderen Corie (1916) en Albert (1918) geboren werden.

Richting de 100e geboortedag van Albert, vader van Bert en Henny Weerman, nam Bert contact op met neef Fred Verschoor. Fred en zus Jannie zijn op hun beurt de kinderen van de genoemde Corie (en Frederik Verschoor). “Zou het niet mooi zijn als we het geboortehuis van onze grootvader en grootmoeder konden bezoeken?”, vroeg Bert aan Fred. “Maar daar krijgen we vast geen toestemming voor…” Het tweetal schreef een brief aan het ministerie. Die landde in zeer goede aarde en leidde tot een eerste bezoek aan het souterrain, onder begeleiding van Ben Schoenmaker van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie. Ook defensieminister Ank Bijleveld zag er het bijzondere van in en nodigde het viertal uit voor een ontmoeting.

Nadat Bert Weerman en zijn neef Fred Verschoor een brief aan het ministerie stuurden, kregen ze een uitnodiging om een kijkje te nemen in het pand waar hun ouders werden geboren. Historische foto: Albert en Jannigje Weerman met hun kinderen Albert en Corie.

Nieuwsgierige blikken

Die vond plaats in april 2018. Onlangs keerden de 4 kleinkinderen van de voormalig conciërge terug voor een tweede bezoek, op verzoek van de Defensiekrant. Mijmerend, zich inbeeldend hoe het er ooit moest hebben uitgezien, verplaatst het gezelschap zich door de grootouderlijke woning. Deuren gaan voorzichtig open, nieuwsgierige blikken worden naar binnen geworpen. “Het kan zomaar zijn dat onze ouders hier geboren zijn”, zegt Fred tegen neef Bert, terwijl zij in een ruimte komen die nu kastenkamer is. Bert, op zijn beurt: “Het gebeurt niet vaak dat mensen op een ministerie geboren worden…”

Mijmerend, zich inbeeldend hoe het er ooit moest hebben uitgezien, verplaatst het gezelschap zich door de grootouderlijke woning.

‘Onze grootvader was huismeester en conciërge, destijds niet zomaar iemand met een stofjas’

Vuur greep om zich heen

“Onze grootvader was huismeester en conciërge”, vertelt Jannie. “Echt een man van aanzien.” Henny legt uit: “Dat was destijds namelijk niet zomaar iemand met een stofjas. Hij had 15 man personeel onder zich, want er was veel te doen. Om een beeld te geven: de dag begon voor hen op het ministerie met het aansteken van 23 openhaarden.” De open vuren, maar ook de olie- en gaslampen zorgden voor risico’s. Volgens de overlevering moest grootmoeder eenmaal redding brengen, toen het vuur te wild om zich heen greep. “We hebben gelezen dat zij een beginnende brand heeft geblust in het souterrain”, vertelt Fred.

Fred Verschoor: “Onze vader en moeder zouden heel trots zijn als ze zouden weten dat wij hun geboortehuis hebben bezocht.”

Zichtbaar genoten

Heel lang kon grootvader zijn functie overigens niet bekleden, want hij overleed in 1924 plotseling, op 40-jarige leeftijd, in het harnas. Hij werd begraven vanaf Plein 4, per koets. Grootmoeder Jannigje verhuisde met haar 6-jarige Albert en Corie van 8 naar de Kazernestraat. Om in het levensonderhoud te kunnen voorzien, opende zij daar een kruidenierszaak. “Heeft het ministerie onze oma daarbij geholpen?”, vraagt Henny zich hardop af. “Ik kan mij er wel wat bij voorstellen.”

Hiermee komt het einde aan het bezoek. Het viertal heeft er zichtbaar van genoten. Of zoals Fred het bij vertrek kernachtig uitdrukt: “Onze vader en moeder zouden heel trots zijn als ze zouden weten dat wij hun geboortehuis hebben bezocht.”