Tekst kapitein Roel van de Wiel
Mats
Kent u de bierreclame: 'Zo, nu eerst een Bavaria'? Bij 45 graden in de woestijn gun je een Nederlandse verkenner op z’n tijd wel een koud alcoholvrij pilsje.
Het is niet altijd makkelijk een club infanteristen te volgen. Ze werken met een eigen taaltje. Bijvoorbeeld: als ze ‘buiten de poort’ eten en drinken, kan het zijn dat ze ‘klasse I’ gaan ‘cookeren’. Welke ‘zak’ jij dan wil. Of dat ze toch maar wat ‘mats’ pakken.
Klasse I staat voor het eten uit de rantsoenen en flessen water. Cookeren is water op een brandertje koken en daarmee de zakken gedroogde maaltijden opwarmen. En mats, dat is zelf meegenomen lekkers. Oer-Hollands vaak: pannenkoekenmix, borrelnootjes en Bifi-worstjes.
Kapitein Roel van de Wiel is uitgezonden voor de VN-missie MINUSMA. Hij is als Public Affairs Officer geplaatst bij de Nederlandse eenheden op Kamp Castor in Gao. Hij schrijft tijdens zijn missie over de militairen, hun werkzaamheden en dagelijks leven in Mali.
Zelfstandig
De Lurp (lange-afstandverkenners) was vorige week weer de poort uit, naar In Tillit. Dat is een stadje aan de overkant van de Niger, al bijna in Burkina Faso. Het ligt aan een meertje, dus is het een belangrijke ‘aanlegplaats’ voor nomaden, handelaren en vluchtelingen.
Logisch dat de Lurp daar de neus wilde opsteken. Ook al kostte het uren rijden door het woeste landschap. Daar zijn de lange-afstandverkenners dan ook op uitgekozen: ze kunnen zelfstandig optreden in onveilig gebied. Zonder ondersteuning, zonder de gemakken van een beveiligd kamp. Geen gepantserde slaapvertrekken, toilet of eetzaal met buffet, geen bar waar je cappuccino en koele frisdrank koopt. In de woestijn slaap je op een veldbed achter je voertuig. De beveiliging verzorg je samen. En eten en koffie ‘cooker’ je dus.
Behelpen? Lurpies willen niet meer anders. Met liefde rijden ze telkens weer het drukke Kamp Castor af, richting hun eigen openluchttheater.
Ogen
Geef ze eens ongelijk. Overdag rijd je door adembenemend woestijngebied. Waar niemand ooit lijkt te zijn geweest, maar plots toch een stoïcijnse Malinees met zijn brommer of kudde koeien opdoemt. In dorpen kijk je je ogen uit. In het ene naar de vrolijke en hectische bedrijvigheid. In het andere naar het verbazingwekkende gebrek aan alles en de slimme manier waarop de bewoners daarmee leven.
En ’s avonds gaat het licht uit en lig je midden in een gigantische woestijn piepklein te wezen onder een eindeloze sterrenhemel.
Safari
Mocht je de luxe van Kamp Castor dan toch missen, of jezelf even heel zielig vinden, dan is er altijd nog je ‘mats’. Geen beeld zegt beter ‘Jan Kaas op safari’ dan een infanterist die met een handvol borrelnootjes over de Afrikaanse prairie staart.
Niets, behalve het ‘blikje’. Dat is een belangrijke subgroep van de ‘mats’. ‘Het blikje’ staat voor wat het al zegt: een frisdrankje. De smaak maakt doorgaans niet uit, vandaar de algemene noemer. Als het maar koud is. Elk voertuig heeft een koelbox en voor iedere verkenner een voorraadje blikjes. Cola, seven-up, maar vooral veel alcoholvrije Bavaria Radlers. Water is de eerste levensbehoefte in de woestijn, maar een koud blikje is de ultieme ‘mats’.
Muziek
Een inspannende hobbelrit op een open voertuig of in een broeierige pantserwagen. Een sociale voetpatrouille door een dorp, standaard omgehangen met scherfvest en wapen. Of een paar uur onderhoud en afwachten op een Link-up Point, verzamelplaats in the middle of nowhere. De zon maakt van alledaagse werkzaamheden van de Lurp steeds weer een krachtinspanning.
Het klinkt als muziek in de oren als je dan in je klapstoel kunt ploffen en een collega roept: “Iemand een blikje?” Half tien ’s ochtends? Niemand kijkt er van op. “Ja, lekker.” Zo, nu eerst een Bavaria. Smaak maakt niet uit. Als ‘ie maar koud is.