Tekst kapitein Roel van de Wiel

Koud

Kapitein Roel van de Wiel: "Winter is coming."

Het leek een ideaal vooruitzicht. Een uitzending naar Mali van oktober tot en met half april zou betekenen: overwinteren in de zon. 1 jaar zonder Hollandse kwakkelwinter; een verademing. Maar de Malinese winter is zo leuk nog niet.

Bubba was ziek. Terwijl de militairen van de Lurp hun stellingen innamen op openluchtschietbaan Champs de Tire, net buiten Gao, hing de tolk uit Bamako lusteloos in een van de voertuigen.
Wat er aan scheelde? De griep, stelde hij vast. Het was november, zo’n 40 graden en de zon prikte gemeen van zich af. Jan Kaas veegde het zweet nog eens van zijn voorhoofd en zocht de schaduw van een openstaande deur of affuit. Bubba voelde echter al aan zijn gestel: “Winter is coming.”

Rare jongens, die Malinezen.

Kapitein Roel van de Wiel is uitgezonden voor de VN-missie MINUSMA. Hij is als Public Affairs Officer geplaatst bij de Nederlandse eenheden op Kamp Castor in Gao. Hij schrijft tijdens zijn missie over de militairen, hun werkzaamheden en dagelijks leven in Mali.

Rilling

Maar Bubba had gelijk. Het werd winter in Gao. Althans, het werd frisser. Een bijzonder ijkpunt was 10 december, de namiddag dat we met een man of dertig op het terras van Kamp Castor Ajax-PSV keken. In Nederland sneeuwde het, het dak van de Johan Cruijff Arena was dicht.

Plotseling blies er een briesje over het terras. Dit keer was het niet zo’n geluidloze hete föhn die je in het gezicht knalt, zoals zo vaak. Nee, dit was echt een fris windje, geniepig via de nek langs de ruggengraat glijdend. Hé, was dat nou een koude rilling? Een kippenvelletje, nu, buiten?

Al snel daarna viel het beeld uit – er lag (echt waar) te veel sneeuw op de schotel die de tv-beelden van Nederland doorstraalt naar Gao. Mopperend trok iedereen van het terras naar de eetzaal. De aandacht voor ons kippenvelmoment was snel vervlogen. Dat wij hier, midden in de woestijn van Mali, nog last zouden krijgen van sneeuw, vonden we vooral opmerkelijk.

Zicht op Kamp Castor.

Wennen

Het windje ging niet meer weg. De maanden erna werd die louter sterker - en frisser. Van ruim boven de 40 graden gingen we naar ruim onder de 30. Voor Nederlandse begrippen nog altijd zomers, maar hier en nu echt wennen geblazen. Doorgaans dragen we hier alleen een T-shirt over de ‘kast’, maar steeds vaker kwamen mensen ’s ochtends met een extra laagje kleding uit het slaapchalet. Buiten de poort ritsten de verkenners hun slaapzakken tot aan de kin dicht en tot aan het einde van de ochtend bleven de fleecejacks aan.

Laatst nog, bij een middagwandeling op het kamp, werden we achtervolgd door een aanhoudende windvlaag. Bij een graad of 23 moesten we verontwaardigd constateren: het is gewoon koúd. 

Zweet

Het winterleed is inmiddels geleden. Al ruim een week voelt de wind vanouds en de temperatuurmeter heeft hink-stap-sprongen gemaakt naar ouderwets onmenselijke cijfers. Bubba is in zijn element en kijkt hoofdschuddend toe hoe wij, rare Hollanders, met het zweet op het voorhoofd naar het olympische schaatstoernooi kijken. (Niet van de spanning, want we winnen alles). En deze week tetterde, bij het verlaten van het kantoorgebouw, ineens weer die vertrouwde föhn in het gelaat.

Het is bijna maart en met een bizarre mix van leedvermaak en heimwee kijken we naar de beelden van het koudefront thuis. Zouden ze binnenkort kunnen schaatsen? Een frisse wandeling door het bos, wat zou dat lekker zijn.
Jan Kaas en het weer, het blijft botsen. Mopperend banen we ons een weg door de Malinese lente: poeh, wat is het warm. Nog 7 weken, dan zijn we thuis. Als het dan maar wel lekker weer is.