06

Dit artikel hoort bij: Defensiekrant 22

Towering Inferno in Utrecht

Tekst Jack Oosthoek
Foto Sergeant Sjoerd Hilckmann

Calamiteitenhospitaal doorgelicht

‘Mensen, help even. Ik kom handen tekort’

Elke dag gesloten, maar eigenlijk ook weer niet. Het ‘slapende’ Calamiteitenhospitaal in Utrecht gooit de poort alleen bij een ramp open. Een keer per jaar worden de interne procedures beproefd. Dit keer doet het scenario denken aan één van de succesvolste rampenfilms ooit; The Towering Inferno.

Alarm in het Centraal Militair Hospitaal, buurman van Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU). Een gasexplosie veroorzaakt op de hoogste verdieping vlammen, rook en chaos. “Trek de slachtoffers naar buiten”, roept een bedrijfsbrandweerman. Tussen de vuistdikke brandslangen kreunen de gewonden met bloedstollend echte wonden. De acteurs van de Landelijke Organisatie tot Uitbeelding van Slachtoffers (LOTUS) laten zich van hun beste kant zien.

Kermend van pijn komt een LOTUS-slachtoffer in de ambulancesluis van het Calamiteitenhospitaal aan. De trauma-afdeling van het Calamiteitenhospitaal lag vol patiënten.

Belboom

“Mensen, help even! Ik kom handen tekort”, roept een ziekenverpleger. Vakkundig wordt een slachtoffer op een brancard getild. Via een ‘belboom’ gealarmeerde hulptroepen druppelen binnen. Geteisterd door rook, vervoeren ze de circa 150 gewonden door het labyrint van gangen naar het Calamiteitenhospitaal op de begane grond van het UMCU. Uit de meest onverwachte hoeken komen ze binnen. Verrassen is één van de doelen van oefening Danger Close. Maar ook de samenwerking met het UMCU verbeteren.

De acteurs gaan volledig op in hun rol.

'Ik maak het het medisch personeel zo moeilijk mogelijk'

Op de trauma-afdeling van het Calamiteitenhospitaal, de enige in zijn soort in Europa, neemt medisch personeel de wonden van de slachtoffers onder de loep. Iedereen beent koortsachtig door elkaar. Behandelplannen worden uitgedokterd. Het Calamiteitenhospitaal heeft 200 bedden. “Mooie georganiseerde chaos is het hier”, merkt LOTUS-slachtoffer Joyce Smit vanaf een brancard op. Door de vele rook in het brandende gebouw piept haar ademhaling zogenaamd. Ook is ze volgens het scenario suf door de klap van de explosie.

Ze glimlacht: “Elk jaar weer zet ik deze oefening in mijn agenda. Ik kan me er helemaal in uitleven en maak het het medisch personeel zo moeilijk mogelijk.” 

Aan LOTUS-acteurs is een rampenoefening wel besteed.

Creatief denken

De opwinding op de trauma-afdeling moet de Belgische eerste luitenant Dario Vervaet van het militair hospitaal in Brussel een déjà vu gevoel geven. ‘Zijn’ ziekenhuis ving op 22 maart 2016 ruim 100 slachtoffers op van de dodelijke aanslagen in de Belgische hoofdstad (35 doden, 340 gewonden). Vervaet constateert dat de Nederlandse en Belgische militaire trainingscultuur en -structuur verschillen. “Jullie werken met checklists, wij zijn vrijer in de uitvoering. Oké, een checklist geeft houvast, maar creatief denken is ook belangrijk.” 

De Belgische luitenant-kolonel arts Wouter Weuts was met collega’s uitgenodigd om de kunst te komen afkijken.

De Belgische luitenant-kolonel arts Wouter Weuts vindt de centrale aanpak van de rampenoefening wel wat. In België vangt een regionaal ziekenhuis slachtoffers van een ramp op. Vol? Pas dan wordt er ‘opgeschaald’ en komen ze in onder meer het militair hospitaal terecht. De samenwerking in het Calamiteitenhospitaal tussen burger en militair bevalt Weuts ook. In het Belgische equivalent maken militairen onmiskenbaar de dienst uit, legt hij uit. “Het is de intentie van ons hospitaal om in de toekomst meer samenwerking tussen burgers en militairen te krijgen. Aan de politiek om dat te regelen.” 

'Mooie georganiseerde chaos is het hier'

Blijven trainen

Volgens het hoofd van het Calamiteitenhospitaal, kapitein Ingelise Nieuwenhuijse, komt de opzet van Danger Close goed uit de verf. “Dacht iedereen dat de ramp extern zou zijn, is die intern… In alle verrassing en chaos loopt het systeem van zorgverlening echter goed. We moeten alleen wel blijven trainen. Procedures kunnen altijd beter.”