Tekst kapitein Roel van de Wiel
Foto Hauptfeldwebel Susanne Hähnel (Bundeswehr)
Cabaretier op Kamp Castor
Cabaretier Peter Pannekoek was vorig weekend op bezoek bij de militairen in Mali. We stelden hem na zijn stand-up optreden op Kamp Castor in Gao 5 vragen. Over optreden in de buitenlucht en zijn respect voor het leger. ‘Ik wil zijn waar het er toe doet.’
Wat bracht jou in Mali?
“Ze wilden met Theo Maassen en Hans Teeuwen het risico niet nemen in zo’n gevaarlijk gebied, daarom stuurden ze mij. Nee hoor, ik ben hier vrijwillig. Ik kom graag in de Verenigde Staten en vind het geweldig hoe ze daar met militairen omgaan. Die ‘thank you for your service-cultuur’. Grote comedians als Louis C.K. geven regelmatig shows voor het leger. Dat wilde ik ook. Ik heb via mijn management aan Defensie laten weten dat ik graag zoiets wilde doen. Geweldig dat het gelukt is. Het is bijzonder eervol. Ik wil zijn waar het er toe doet.”
‘Ze wilden met Theo Maassen en Hans Teeuwen het risico niet nemen in zo’n gevaarlijk gebied, daarom stuurden ze mij’
Het Kamp Castor basefeest, georganiseerd door bureau Ontwikkeling & Ontspanning van de Koninklijke Landmacht, was een fluorescerende schuimparty. Jouw stand-up was de aftrap, net na het avondeten. Een half uur grappig zijn voor een plein vol uitbuikende militairen; jij durft.
“Het was een vreemde gewaarwording. Normaal gesproken weet het publiek wat het kan verwachten. Komt het voor mij naar het theater. Nu was dat andersom. En het was een homogene groep, waarin machogedrag meespeelt: even om je heen kijken of je om een grap mag lachen.
De buitenlucht werkte ook niet mee; een theater is er op gemaakt, daar kun je met je publiek spelen. Maar ach, ik was hier puur voor de afleiding, voor vermaak. De grappen waren ook wat platter dan normaal. Hier heb je geen moraal nodig: als één groep daar zelf wel bewust van is, dan zijn het militairen.
Normaal, in het theater, wijk ik geen millimeter af van mijn lijn. Het is mijn voorstelling. Om elke grap wordt iemand wel boos, daar laat ik me niet door leiden. Maar hier heb ik bijvoorbeeld geen mortiergrappen gemaakt. Terwijl ik weet: militairen houden van harde humor, ze kennen de klappen van de zweep. Waarom dan toch niet? Toch een bepaald soort respect.”
Je bent goed in scherpe observaties. Je bent nu een paar dagen op dit militaire kamp rondgeleid. Valt je iets op?
“Het is een kleine, samen gecreëerde samenleving. Heel opvallend: na het feest moest er opgeruimd worden. Ik zou snel een manier zoeken om toch net iets minder te hoeven doen dan de rest. Militairen zijn eerder bang dat ze te weinig doen. Ook leuk om te zien: alle militaire disciplines komen in de karakters tot uiting. De mensen van de Lurp (LRRPTG, de langeafstandverkenners in Mali, red.) zijn de macho’s, de geneeskundigen de verzorgende types, de genie de handige jongens. Fascinerend.”
‘Zodra Defensie met maandagreservisten gaat werken, schrijf ik me meteen in´
Wilde jij zelf niet ooit soldaat worden?
“Jazeker, rond mijn achttiende heb ik het serieus overwogen. En ik wilde natuurlijk meteen het allerstoerste, dus ik heb me aangemeld voor de commando’s. Ik was helaas 3 centimeter te klein. Ik heb vandaag even zo’n Barrett snipergeweer in mijn handen gehad, dus nu snap ik dat wel. Het is maar beter ook: kolonel Pannekoek, dat klinkt toch niet. Nu, hier in Mali, kriebelt het wel weer. Zo’n bezoek zet je aan het denken. Ooit, als de Apocalyps nadert, stel je jezelf toch de vraag: wat doe ik nou echt voor deze wereld? Mijn antwoord is dan: grappen maken. Tja, militairen hebben een stoerder antwoord, snap je?
Reservist worden? Dat is altijd in het weekeinde, dan zijn mijn meeste shows. Zodra Defensie met maandagreservisten gaat werken, schrijf ik me meteen in.”
Het schijnt dat na je optreden op Kamp Castor een militair naar je toe is gekomen. Hij wilde nog even kwijt dat hij je jaren terug heeft willen neerslaan. Alles nog heel?
“Ja, gelukkig is Castor helemaal alcoholvrij. Het klopt, ineens stond die man voor me. Ik had 7 jaar geleden, als snotaap net begonnen in de Comedy Club, een grap gemaakt over Uruzgan. Over de veiligheidssituatie daar. Het leger kwam in die periode nauwelijks het kamp af. De grap was ongeveer: wat nou opbouwmissie, we bouwen alleen Kamp Holland op. Straks is de Noord-Zuidlijn daar eerder af dan in Amsterdam. Deze militair had net veel meegemaakt in Uruzgan, had een paar biertjes op en moest door zijn vrienden worden tegengehouden. Nu, 7 jaar later, hebben we er samen hartelijk om gelachen.
Kijk, dat bedoel ik. Als snotaap maakte ik die grap, maar nu zou ik ‘m nooit hebben gemaakt. Voor militairen maak ik gevoelsmatig een uitzondering. Het is moeilijk kritiek te leveren op militairen. Bij hun werk gaat het niet zomaar om winst of verlies, maar om mensenlevens. Dat is mij nu volkomen duidelijk.”