Tekst Kapitein Arjen de Boer
Foto Sergeant-majoor Gerben van Es

Minister blikt terug én vooruit op VN-missie MINUSMA

Hoog bezoek eerder deze week voor de Nederlandse militairen op Camp Castor in Mali. Defensieminister Jeanine Hennis-Plasschaert wilde zelf zien en horen wat de stand van zaken is in het instabiele Afrikaanse land.

U spreekt op Kamp Castor veel militairen, ziet veel verschillende zaken. Wat maakt bij u de meeste indruk?

“Wat me erg aangreep, was het monument op de plek waar 2 van onze Apachevliegers zijn verongelukt in 2015. Dat gebeurde halverwege mijn mandaat als minister en heb ik dus heel bewust meegemaakt. Als ik dan op de plek van het ongeluk sta, raakt me dat. Verder heb ik inderdaad vele gesprekken gevoerd. De inzet en betrokkenheid van eenieder is groots. Dit maakt altijd indruk.”

Welke veranderingen ziet u nu, in vergelijking met eerdere bezoeken aan Mali?

“Toen we 2,5 jaar geleden hier kwamen, was er helemaal niets. De genisten waren nog bezig met het egaliseren van de grond. Er verrezen tenten, pas later kwamen de gepantserde containers. De allereerste keer at ik met de manschappen in een tent zonder airco, er was alleen een grote ventilator. Dat was snoeiheet in de zomer. Als ik zie hoe we er nu bij zitten, comfortabel, met airco, dan is dat echt ongelofelijk. Mali is één grote uitdaging, qua klimaat, grootte én complexiteit. Tijdens de missie hebben we bewust ingezet op een concrete bijdrage. Met mensen en middelen die de ogen en oren van de VN-missie zijn. Daarin zijn we meer dan geslaagd, zonder dat het routine werd.”

De inzet in Mali trekt een zware wissel op mensen en middelen. De helikopters gaan niet voor niets terug. Ziet u meer knelpunten voor de Nederlandse inzet in Mali?

“Onze mensen en middelen zijn niet eindeloos inzetbaar. Dat was bij de Apache- en Chinook-helikopters en de commando’s zeker het geval. Dus kijken we naar wat we wel en niet meer kunnen doen. De Luchtmobiele Brigade heeft het stokje overgenomen van het Korps Commandotroepen en dat doet ze goed. De Duitsers zijn nu aan zet wat betreft de helikoptercapaciteit. Nederland zal steeds weer moet kijken of we de mensen en middelen hebben om onze bijdrage voort te zetten of besluiten een andere bijdrage te leveren. Als het einde van het mandaat in zicht is, zullen we dat opnieuw moeten beoordelen.”

Waarom is het belangrijk dat Nederlandse militairen deel uit blijven maken van MINUSMA?

“In Nederland hebben we de neiging om te zeggen: ‘We sturen even wat mensen en middelen een gebied in, dan regelen we het en gaan weer weg’. Maar dit strookt totaal niet met de harde werkelijkheid. Ik zeg niet dat Nederland tot Sint Juttemis in Mali moet zitten. Wat ik wel zeg, is dat de betrokkenheid van de internationale gemeenschap bij Mali nog heel lang zal duren. Het is een complex land.”

Dit is misschien de laatste keer dat u als minister van Defensie de Nederlandse troepen in Mali bezoekt. Met welk gevoel vliegt u straks weer terug?

“Ik ben vooral trots op wat we hier schouder aan schouder hebben neergezet. Dat het misschien mijn laatste bezoek als minister is, daar denk ik liever niet te veel aan. Mijn aantreden lijkt als de dag van gisteren, in die tijd is er zoveel gebeurd en er ligt nog zoveel werk. Of ik opnieuw minister van Defensie word? Dat weet je nooit. Het verloop van een politieke loopbaan is per definitie ongewis. Allereerst is de kiezer aan zet tijdens de Tweede Kamerverkiezingen op 15 maart aanstaande.”