Verzetsheld luitenant-generaal b.d. Ted Meines (93) kan een nieuwe
mijlpaal aan zijn imposante carriëre toevoegen. Naast verzetsstrijder,
Indiëganger, mede-oprichter en voorzitter van de Veteranenstichting, mag Meines
zich sinds 25 augustus ook ereburger van de staat Israël noemen.
Meines, die tijdens de Tweede Wereldoorlog tientallen Joodse kinderen redde,
ontving het certifcaat uit handen van Haim Divon, ambassadeur van Israël.
Tijdens de ceremonie, die plaatsvond op landgoed de Zwaluwenberg roemde Divon
zijn heldhaftigheid: “U bent een inspiratie voor een hele generatie. Een
voorbeeld voor velen.”
Deel van Israël
Zelf was Meines duidelijk geëmotioneerd en aangedaan door alle aandacht. Voor
hem was de uitreiking een bevestiging van de band die hij met Israël al langer
voelt: “Tijdens de oorlog had ik de eer Joodse kinderen te mogen redden. Ik ben
daardoor een deel van Israël.”
Eremuur
De staat Israël eert niet-Joodse mannen en vrouwen die, met inzet van eigen
leven en vaak ook dat van hun huisgenoten, Joden hebben gered. Aan hen wordt de
eretitel ‘Rechtvaardigen onder de Volken’ uitgereikt, de hoogste Israëlische
onderscheiding. Meines ontving deze onderscheiding in 1992. Zijn naam is
bijgeschreven op de eremuur van Yad Vashem in Jeruzalem.
Marine redt jetskiër
De Kustwacht Caribisch Gebied redde 13 augustus een jetskiër met
motorpech. Hij was onderweg van Saba naar Sint Maarten toen zijn motor afsloeg.
De gealarmeerde Kustwacht Caribisch Gebied zette samen met eenheden van de
Franse kustwacht, de Search and Rescue Foundation en de Koninklijke Marine koers
richting de Bovenwindse Eilanden. Het zwarte zwemvest van de drenkeling maakte
hem vrijwel onzichtbaar in het donkere water. Toch lukte het een Frans vliegtuig
hem te vinden. Hierop werden de eenheden naar de locatie gedirigeerd.
De Franse kustwacht was als eerste ter plaatse en nam de jetskiër aan boord.
Een FRISC van de marine nam de jetski vervolgens op sleeptouw. In Simpson Bay op
Sint Maarten is de drenkeling behandeld. Hij verkeert in goede gezondheid.
Bergings- en Identificatiedienst lost al 70 jaar ereschuld in
“De Bergings- en Identificatiedienst Koninklijke Landmacht (BIDKL)
vormt het toonbeeld van waar onze krijgsmacht voor staat. Wij zorgen voor elkaar
en laten nooit iemand achter,” aldus Commandant Landstrijdkrachten
luitenant-generaal Mart de Kruif bij de opening van het symposium ‘Zeventig jaar
zorgplicht en ereschuld’.
Op het symposium blijkt dat Defensie de BIDKL al 70 jaar koestert. En dat
vormt, volgens het hoofd van de 4-koppige dienst, eerste luitenant Geert Jonker,
direct de belangrijkste boodschap. “Dat Nederland daar nog steeds een
operationele organisatie voor heeft, geeft aan dat we onze zorgplicht en
ereschuld serieus nemen. Want het mag dan 70 jaar terug zijn, nog altijd geven
wij kinderen hun vader terug.”
Tijdens de oorlog
Al tijdens de Tweede Weredoorlog ontstonden de contouren van de dienst. Op 21
augustus 1945 werd de toen nog geheten Dienst voor opsporing, Identificatie en
Berging (DIB) officieel opgericht. Sindsdien zijn tienduizenden slachtoffers van
de Tweede Wereldoorlog geborgen en geïdentificeerd. Toch zijn er nog altijd zo’n
4.500 ongeïdentificeerde militairen en 1.500 onbekende burgerslachtoffers.
Russische onderzeeboot door Noordzee begeleid
Zr. Ms. Johan de Witt begeleidde vorige week een nieuwe Russische
onderzeeboot van de Kilo-klasse door de Noordzee. Het vaartuig, onlangs gebouwd
in Rusland, was voor beproevingen onderweg naar de Zwarte Zee.
Als schip van de wacht kreeg de Johan de Witt de taak de sub te escorteren
door Nederlandse Exclusieve Economische Zone (EEZ) van de Noordzee. Schepen
hebben geen toestemming nodig om door de EEZ te varen.
Schip van de wacht
De Koninklijke Marine heeft permanent een schip in Den Helder gereed om direct
in actie te komen op de Noordzee. Binnen de NAVO werken de kuststaten nauw samen
bij het monitoren van de scheepvaart.
Krissendag in museum Bronbeek
Eigenaren van Indonesische wapens kunnen daar alles over te weten
komen op de Krissendag op 14 november in museum Bronbeek. Experts zitten dan
klaar om alle geheimen van de meegebrachte wapens uit de doeken te
doen.
Een kris is een asymmetrische dolk in een schede die volgens de mythologie is
geladen met energie. Dat kan onaantastbaarheid zijn voor een strijder of
verkoopkracht voor een handelaar. Veel van de krissen in Nederland zijn ooit
meegebracht uit voormalig Nederlands-Indië of Indonesië.
De experts bekijken overigens ook andere Indonesische wapens zoals pedangs,
mandau’s, rentjongs en klewangs. Ze zijn aanwezig tussen 12.00 en 17.00 uur. Een
gesprek is kosteloos. Wel moeten geïnteresseerden vooraf reserveren via
nb.ravensbergen@mindef.nl. Op de Krissendag worden geen wapens verhandeld of
getaxeerd.
Surinaamse kinderen herdenken
200 kinderen uit de 5e en 6e klas van lagere scholen in Paramaribo
hebben op 14 augustus het einde van de Tweede Wereldoorlog herdacht. Ze legden
bloemen bij het Monument der Gevallenen. Het initiatief kwam van de Federatie
van Oud-Strijders en Ex-militairen.
Tijdens de oorlog deed Nederland een oproep aan de toenmalige kolonie
Suriname om vrijwilligers te leveren. 450 mannen en vrouwen gaven hieraan gehoor
en vertrokken naar Australië. Daar vandaan streden ze tegen de Japanse bezetter
van Nederlands-Indië. Ook werden strijders ingezet in Birma, Thailand, Japan en
bij de koopvaardij.
Op het Monument der Gevallenen staan de namen van 65 gesneuvelden die tijdens
’40-’45 deel uitmaakten van de Nederlandse strijdkrachten. Aanwezig bij de
herdenking waren onder anderen de minister van Defensie Lamure Latour, legerchef
generaal Ronnie Benschop en Fred van Russel, voorzitter Federatie van Oud-
Strijders en Ex-militairen.
Federatievoorzitter Frederik van Russel legt samen met Siamese tweeling Chenelva en Chanieva Koolenstijn bloemen bij het Monument voor Gevallenen. Van Russel: “Suriname mag niet vergeten dat ook zij heeft deelgenomen aan de Tweede Wereldoorlog.”