Tekst Ingmar Kooman
Foto John van Helvert
Mijn missie, ons belang
Van puptent naar 5-sterrentent, die move maakte Dolf Oosterbeek na zijn tijd als 'kortverbander' bij het Korps Mariniers. Het militaire bestaan verruilde hij in 1989 voor een horecaloopbaan. Via een zijdeur keerde Dolf in 2008 toch weer terug bij Defensie. Eerst als burgermedewerker, maar daarna opnieuw als militair. Nu als luitenant-ter-zee 1, officier bij de vloot. De eerste kans die Dolf kreeg om op uitzending te gaan, greep hij. “Dat lege pak moest maar versierd worden.”
“Militair zijn, is echt mijn roeping. Dat voel ik eigenlijk pas sinds ik weer terug ben. Nu draag ik het pak van de vloot, maar als logistiekeling bij de amfibische gevechtssteuncompagnie sta ik nog steeds middenin het Korps. Na 19 jaar voelde het echt als thuiskomen: het werken binnen een team, de onderlinge verbondenheid.
Mijn lichtingsgenoten waren vaak al meerdere keren op uitzending geweest. Ik wilde ook graag mijn steentje bijdragen, dus meldde ik me voor een individuele uitzending. Als waarnemer voor de Verenigde Naties moest ik een jaar lang toezicht houden op de bestandslijnen tussen Libanon, Syrië en Israël. Wapeninspecties uitvoeren, wapens en militairen tellen.
Eind 2011 rommelde het al in Syrië. Dat heb ik geweten ook. Al in een van mijn eerste weken op de Golanhoogte kwamen mijn Zwitserse collega en ik onder vuur te liggen. Onze observatiepost bevond zich tussen de rebellen en het Syrische leger. De snelle reactiemacht van de VN kon niet komen, kregen we te horen. Te gevaarlijk.
Bang zijn, daar heb je op zo’n moment niets aan. Vanuit de schuilkelder gingen we gewoon door met ons werk: verslag doen, rapporten schrijven. Een nacht lang. Mijn collega kende ik amper 10 dagen, maar opeens deel je daar alles mee. De volgende ochtend kwam de VN alsnog met pantservoertuigen naar onze post. De koeien stonden weer te grazen, op de straat stonden marktkraampjes en speelden kinderen. Het contrast had niet groter kunnen zijn. Alles gaat gewoon door.
Voor een militair is het tegennatuurlijk om zonder wapen op missie te zijn. Geregeld reden we onder het krombaanvuur van de Syrische artillerie door. Meerdere keren per dag stond ik oog in oog met mannen met Kalashnikovs. Militairen van Assad. Opstandelingen. De enige beschermingsmiddelen die ik had, waren blauwe baret, VN-onderscheidingstekens en mijn gespreksvaardigheden.
Misschien ben ik te veel een idealist. Of gewoon naïef. Maar ik geloof echt dat onze waarnemingsmissies in het Midden-Oosten het verschil maken. Door je te laten zien, krijgt de bevolking een gevoel van veiligheid. Onze aanwezigheid is een vorm van betrokkenheid, van hoop. Vrede in het Midden-Oosten lijkt nu verder weg dan ooit. Maar wat als we er helemaal niet zouden zijn...? Verbinding zoeken, contact met mensen leggen, daarin zag ik mijn meerwaarde. De pen is machtiger dan het zwaard. De VN, dat zijn wij. Jij en ik."