Tekst Ingmar Kooman
Foto John van Helvert

‘Een echt afscheid betekent zoveel’

Mijn missie, ons belang

x

De Tweede Wereldoorlog is voor sergeant-majoor Els Schiltmans dagelijkse realiteit. Nog altijd worden zo'n 6.000 mensen vermist. Burgers en militairen. Geallieerden, Duitsers, verzetsmensen, burgers en collaborateurs. Samen met haar 2 collega’s van de Bergings- en Identificatiedienst Koninklijke Landmacht geeft Els onbekende slachtoffers van de oorlog een naam en een laatste rustplaats. “Ook 70 jaar na dato heeft het een grote impact op de nabestaanden.”

“Roeping vind ik een truttig woord. Van kleins af aan heb ik een fascinatie voor de Tweede Wereldoorlog én het menselijk lichaam. Toen ik hoorde van het bestaan van de toenmalige Gravendienst, dacht ik: ‘als ik daar ook maar een teennagel tussen de deur kan krijgen…’ Een paar jaar later zag ik een vacature. ‘Die is voor mij’, zei ik tegen mezelf. En tegen mijn leidinggevende. Nu krijgen ze mij hier met geen 20 wilde paarden meer weg.

In Nederland worden nog steeds zo’n 4.000 tot 4.500 militairen vermist. En ook 750 tot 1.500 burgers. We doen ons werk zonder aanzien des persoons. Wij bergen, identificeren en herbegraven alle oorlogsslachtoffers. Of het nu gaat om een geallieerde militair, een verzetsstrijder of een collaborateur, dat maakt voor ons niet uit. Het zijn in de eerste plaats mensen. Families hebben er niet om gevraagd om 70 jaar in onzekerheid te zitten. Iedereen heeft recht op een waardige laatste rustplaats.

Vaak komen stoffelijke resten boven bij graafwerkzaamheden. Ik en mijn collega's komen ter plaatse zodra de politie vaststelt dat het geen plaats delict is. Wij leggen dan alles op archeologische werkwijze bloot: met borsteltjes en kwastjes. Elk detail documenteren we. In ons lab reinig ik alle overblijfselen. Ik leg alle beenderen anatomisch correct uit en stel een biologisch profiel op. Hoe lang was iemand? Hoe oud? Wat is de doodsoorzaak? Ook proberen we via historisch onderzoek zoveel mogelijk aanknopingspunten voor iemands identiteit te krijgen.

De kleinste aanwijzingen kunnen al van belang zijn. Zo hebben we ooit iemand geïdentificeerd aan de hand van een uniformknoopje. Oude botbreuken zijn meestal terug te vinden in een medisch dossier. Ook het gebit zet ons vaak op het goede spoor. Onlangs vonden we iemand met een gouden vulling. Op basis van tandartskaarten van de eenheid streepten we zo de lijst met vermisten af tot we bij 1 persoon uitkwamen. Dat was voor ons wel even een euforiemomentje.

Aan bepaalde zaken werken we wel 3 tot 4 jaar. En soms nog veel langer. In 60, 70 procent van de gevallen kunnen we iemand identificeren. Vaak weet je van zo’n jongen meer dan zijn eigen familie. Emoties? Als die al komen dan is het bij de herbegrafenis op een van de militaire erevelden. Een vrouw van 90 die zegt: ‘Dank je wel, mijn broertje is er weer’ – ja, hou het dan maar eens droog. ‘Vermist zijn, is erger dan dood’, zeggen wij wel. Dat zie je nu ook bij de nabestaanden van vlucht MH17. Een echt afscheid betekent zoveel. Of iemand nu 2 maanden, 2 jaar of 70 jaar vermist is, maakt niet uit. De nabestaanden willen een lange periode van onzekerheid eindelijk afsluiten. Het een plek kunnen geven. Letterlijk.

Alle verhalen uit deze rubriek staan hier verzameld.